Zomer © 2008 Christa Graafland
Hij maakte zijn laatste haastklus van die dag af en zette de computer uit. Mirjam, zijn kamergenoot, keek de jongeman even vragend aan, maar glimlachte toen ze zich herinnerde waarom hij eerder weg ging.
‘Wandel ze en tot morgen!’ wenste ze de donkere krullenbol tegenover haar.
‘Dank je, dat zal wel lukken. Fijne avond, Mir!’ En wèg was Jan, zijn tas onder de arm geklemd, de autosleutels al in de hand.
Zijn lange gestalte danste de gang door, hij riep links en rechts gedag door de openstaande deuren en liep snel de trap af, de glazen voordeur door. Buiten gekomen bleef hij even staan om de hemel te taxeren: strakblauw, geen wolkje, hoogstaande zon. Hij snoof de zomergeuren op die boven de stadsluchtjes uitkwamen, schudde het kantoorgevoel van zich af en repte zich naar zijn auto.
Terwijl hij in de richting van de snelweg reed, zong hij luidkeels samen met Boudewijn de Groot over het Land van Maas en Waal, het ritme meetrommelend op het stuur. Het verkeer stroomde goed door, zodat hij met een half uur thuis was. Max, die de auto al aan had horen komen, blafte ter begroeting.
Jan haalde eerst de hond uit de ren en knuffelde hem even, waarna hij zijn snelle pak omwisselde voor een korte broek, shirt en sandalen. Hij zette de hond in de auto, pakte de riem en een tennisbal mee, stopte brokjes in zijn broekzak en reed naar de Grevelingen. Daar aangekomen rende Max eerst een rondje met de bal in zijn bek, maar toen stapte hij pardoes het water in om zich in de behaaglijke koelte te laten zakken. Jan liep een heuvel op en ging in de zon zitten, terwijl hij de hond in het oog hield.
Een pruttelend geluidje uit zijn broekzak verstoorde de lome stilte. Hij haalde zijn telefoon tevoorschijn om het SMS-je te lezen. Nog even bleef hij luieren, kwam toen loom overeind, liep de heuvel af en riep: ‘Kom, Max, we gaan naar huis, het vrouwtje komt zo!’
De rottweiler herrees, schudde het water van zijn vacht en rende op zijn baas af, die door de knieën ging om de hond uitgebreid aan te halen. Ze liepen nog een stukje langs het water alvorens ze terugkeerden naar de auto. Terwijl ze wegreden schalde het beroemdste liedje van Bloem uit de radio terwijl Max op de achterbank net deed alsof hij niet hoorde hoe vals zijn baas meezong.
‘Wandel ze en tot morgen!’ wenste ze de donkere krullenbol tegenover haar.
‘Dank je, dat zal wel lukken. Fijne avond, Mir!’ En wèg was Jan, zijn tas onder de arm geklemd, de autosleutels al in de hand.
Zijn lange gestalte danste de gang door, hij riep links en rechts gedag door de openstaande deuren en liep snel de trap af, de glazen voordeur door. Buiten gekomen bleef hij even staan om de hemel te taxeren: strakblauw, geen wolkje, hoogstaande zon. Hij snoof de zomergeuren op die boven de stadsluchtjes uitkwamen, schudde het kantoorgevoel van zich af en repte zich naar zijn auto.
Terwijl hij in de richting van de snelweg reed, zong hij luidkeels samen met Boudewijn de Groot over het Land van Maas en Waal, het ritme meetrommelend op het stuur. Het verkeer stroomde goed door, zodat hij met een half uur thuis was. Max, die de auto al aan had horen komen, blafte ter begroeting.
Jan haalde eerst de hond uit de ren en knuffelde hem even, waarna hij zijn snelle pak omwisselde voor een korte broek, shirt en sandalen. Hij zette de hond in de auto, pakte de riem en een tennisbal mee, stopte brokjes in zijn broekzak en reed naar de Grevelingen. Daar aangekomen rende Max eerst een rondje met de bal in zijn bek, maar toen stapte hij pardoes het water in om zich in de behaaglijke koelte te laten zakken. Jan liep een heuvel op en ging in de zon zitten, terwijl hij de hond in het oog hield.
Een pruttelend geluidje uit zijn broekzak verstoorde de lome stilte. Hij haalde zijn telefoon tevoorschijn om het SMS-je te lezen. Nog even bleef hij luieren, kwam toen loom overeind, liep de heuvel af en riep: ‘Kom, Max, we gaan naar huis, het vrouwtje komt zo!’
De rottweiler herrees, schudde het water van zijn vacht en rende op zijn baas af, die door de knieën ging om de hond uitgebreid aan te halen. Ze liepen nog een stukje langs het water alvorens ze terugkeerden naar de auto. Terwijl ze wegreden schalde het beroemdste liedje van Bloem uit de radio terwijl Max op de achterbank net deed alsof hij niet hoorde hoe vals zijn baas meezong.