De barhanger © 2008 Christa Graafland
Locatie: het café op de hoek. Uur: vlak voor sluitingstijd. Aanwezig: drie biljarters, een kibbelend echtpaar, een man die al een uur achter zijn laatste borrel zit, twee jongens die de jukebox aan de gang houden, de barman die nog een biertje tapt voor de man die tegen hem aan praat. Het verhaal:
‘Moet je horen, joh. Ben ik aan het joggen in het tussenbos, je weet wel, richting Bru. Ja, je moet wat om een beetje conditie te houden, hè. Nou, affijn, ik ben dus topfit aan het rennen, zie ik in ene drie herten tegen de bosrand, lekker relaxed aan het grazen, man. Sta ik net effe bij te komen van al dat geren, schrik ik me het apelazerus van zo’n driewielig autootje dat recht op me af komt scheuren. Pal voor me wordt er op de rem getrapt. Ja, proost. Die eikel van een bestuurder stapt uit, maar, wat denk je, ik ben de enige die op hem reageert. Die herten geven geen sjoege.
Dat mannetje uit die driewieler begint meteen tegen me aan te lullen, over dat die herten ‘m kennen en dattie een beetje voor ze zorgt. Hij doet iets met water en vreten voor ze. Nou, knap hoor! Hij bazelt verder over het jong, dat hertenjong, dattie dagenlang had rondgerend, steeds op dezelfde plek, omdat z’n moe was aangereden, door een vrachtwagen.
Hoe weet zo’n man dat, vraag je je af. Had ‘ie iets gezien of zo? Nee, hij wist het alleen maar via via. Die moe heb ik echt never nooit gezien, ja. Ja, dat kleintje, ik dacht eerst dat het een hond was, maar het was dus een jong hertje, dat heb ik ook wel rond zien rennen.
‘k Heb er zelfs naar gewoven, zo van ‘ga weg, ga weg’. Je kan zo’n beessie zich toch niet ook laten doodrijden, ja niet dan? En hij zal wel honger gehad hebben, zo met z’n moe dood en zo. Nou ja, die vent bazelt dus iets over dat die kleine het zo goed doet en we staan samen effe naar die drie te kijken. Eigenlijk best leuk, die natuur buiten.
En nou denk jij natuurlijk, einde verhaal, die Willem moest weer zo nodig laten weten dattie meer doet dan alleen maar een beetje op de bank hangen. Nee, luister effe, het verhaal is nog niet af.
Ach ja, doe mijn d’r nog maar eentje en neem er zelf ook maar een. Ja, je ken ook een cola voor jezelf inschenken, maar vind je dat echt gezellig? Nou ja, zie ook maar.
Nah, we stonden daar dus zo een beetje te kijken, horen we inene vanuit het bos honden blaffen en niet te zuinig ook. Die herten die hoorden dat natuurlijk nog beter dan wij, dat kejje nagaan. Het ene moment staan ze nog rustig te grazen, het volgende zie je ze verstijven van top tot teen. De eerste springt weg en die andere springen er, zoef, meteen achter aan. Daar stonden we, die eikel en ik, een beetje dom te kijken naar die hertereten die in het bos verdwenen. Ik was natuurlijk blij dat het hertje zo goed terecht was gekomen, maar toen ik terugrende naar huis dacht ik wel: ik stap nooit meer in m’n truck.’
‘Moet je horen, joh. Ben ik aan het joggen in het tussenbos, je weet wel, richting Bru. Ja, je moet wat om een beetje conditie te houden, hè. Nou, affijn, ik ben dus topfit aan het rennen, zie ik in ene drie herten tegen de bosrand, lekker relaxed aan het grazen, man. Sta ik net effe bij te komen van al dat geren, schrik ik me het apelazerus van zo’n driewielig autootje dat recht op me af komt scheuren. Pal voor me wordt er op de rem getrapt. Ja, proost. Die eikel van een bestuurder stapt uit, maar, wat denk je, ik ben de enige die op hem reageert. Die herten geven geen sjoege.
Dat mannetje uit die driewieler begint meteen tegen me aan te lullen, over dat die herten ‘m kennen en dattie een beetje voor ze zorgt. Hij doet iets met water en vreten voor ze. Nou, knap hoor! Hij bazelt verder over het jong, dat hertenjong, dattie dagenlang had rondgerend, steeds op dezelfde plek, omdat z’n moe was aangereden, door een vrachtwagen.
Hoe weet zo’n man dat, vraag je je af. Had ‘ie iets gezien of zo? Nee, hij wist het alleen maar via via. Die moe heb ik echt never nooit gezien, ja. Ja, dat kleintje, ik dacht eerst dat het een hond was, maar het was dus een jong hertje, dat heb ik ook wel rond zien rennen.
‘k Heb er zelfs naar gewoven, zo van ‘ga weg, ga weg’. Je kan zo’n beessie zich toch niet ook laten doodrijden, ja niet dan? En hij zal wel honger gehad hebben, zo met z’n moe dood en zo. Nou ja, die vent bazelt dus iets over dat die kleine het zo goed doet en we staan samen effe naar die drie te kijken. Eigenlijk best leuk, die natuur buiten.
En nou denk jij natuurlijk, einde verhaal, die Willem moest weer zo nodig laten weten dattie meer doet dan alleen maar een beetje op de bank hangen. Nee, luister effe, het verhaal is nog niet af.
Ach ja, doe mijn d’r nog maar eentje en neem er zelf ook maar een. Ja, je ken ook een cola voor jezelf inschenken, maar vind je dat echt gezellig? Nou ja, zie ook maar.
Nah, we stonden daar dus zo een beetje te kijken, horen we inene vanuit het bos honden blaffen en niet te zuinig ook. Die herten die hoorden dat natuurlijk nog beter dan wij, dat kejje nagaan. Het ene moment staan ze nog rustig te grazen, het volgende zie je ze verstijven van top tot teen. De eerste springt weg en die andere springen er, zoef, meteen achter aan. Daar stonden we, die eikel en ik, een beetje dom te kijken naar die hertereten die in het bos verdwenen. Ik was natuurlijk blij dat het hertje zo goed terecht was gekomen, maar toen ik terugrende naar huis dacht ik wel: ik stap nooit meer in m’n truck.’