De afrekening © 2009 Christa Graafland
Een warme dag was overgegaan in een zwoele zomeravond. In de haven van Middelharnis voeren plezierjachtjes af en aan en de terrassen eromheen stroomden langzamerhand vol. Uit de open deuren van de cafés en restaurantjes klonk vrolijke muziek die zich aangenaam vermengde met het geroezemoes buiten. Alles ademde een lome gezelligheid.
Ellen Verweij en Brigit Stevens hadden een plekje gevonden dat gunstig lag in de late zon. Vriendelijk doch vastberaden verdedigden ze de stoel, die ze voor hun vriendin Saskia bezet hielden, tegenover de andere gasten.
Terwijl ze op Saskia wachtten, beklaagde Ellen zich bij Brigit over haar collega Chantal de Haan.
‘Oh, ik kan haar wel wurgen. Wat een bitch!’ Daarbij trok ze zo’n lelijk gezicht, dat Brigit ervan in de lach schoot.
Ellen herinnerde zich nog goed dat Harald zijn zusje Chantal aan haar had voorgesteld: ‘Ze komt stage bij ons lopen. Je vind het toch niet erg?’ Daarbij had hij zijn arm liefdevol om Chantal heengeslagen en Ellen had moeite moeten doen om niet ter plekke groen en geel uit te slaan van jaloezie.
Ze werkte al drie jaar voor de vlotte jonge zakenman en was al even zo lang smoorverliefd op hem. Helaas zag Harald haar niet anders dan als werkneemster, een waar hij volledig van op aan kon, maar ook niet meer dan dat. De laatste tijd realiseerde Ellen zich dat steeds meer. En inmiddels was Chantal al bijna een jaar bij hen, had ze haar studie succesvol afgerond en was ze Haralds rechterhand geworden, tot grote irritatie van Ellen.
‘Be careful what you wish for!’ Brigit reageerde vrolijk op Ellens laatste hatelijke opmerkingen.
Vanaf het moment dat Saskia hen aan elkaar voorgesteld had, was Ellen steeds weer verbaasd geweest over de levenslust die de charmante Brigit uitstraalde. Kon zij maar zo onbezorgd van alles genieten!
‘Dat zeg je altijd, Brigit, maar ik weet zeker dat die heks tot aan mijn pensioen bij De Haan Handelsmij. blijft. Zo en nou maak ik er geen woord meer aan vuil’, besloot Ellen en vouwde resoluut haar handen achter haar hoofd. ‘Het is donderdagavond, bijna weekend, wat kan me gebeuren?’ Ze ontspande zich, schudde haar donkerbruine haren los en bestudeerde de mensen om hen heen.
‘Nogal veel toeristen, ik zie geen enkele bekende.’ Ze wenkte de ober om een nieuwe bestelling door te geven.
‘Oh, wacht even. Sa-as, hiero, hier zitten we!’ Ze stond op om haar vriendin de weg naar hun tafeltje te wijzen, terwijl ze de ober aan zijn arm vasthield. ‘Wat wil je drinken?’
‘Oh, hoi, ik had jullie nog niet ontdekt. Doe maar een spa blauw, met deze warmte gaat dat er wel in.’ Na de bestelling te hebben opgegeven, liet Ellen de ober eindelijk ontsnappen. Saskia de Boer trok de voor haar vrijgehouden stoel onder het tafeltje vandaan en plofte neer. Ze haalde haar vingers door het korte blonde haar en verschikte wat aan haar vrolijk gebloemde zomerjurk.
‘Lekker, jullie hebben een mooi plekje uitgezocht, dames. Hier houden we het wel een poosje vol.’ Saskia’s helderblauwe ogen keken van de een naar de ander en bleven toen op Ellen rusten. Ze dacht aan haar kennismaking met Ellen, jaren geleden in de brugklas. Ellen was als enige van haar klas in Middelharnis naar de middelbare school in Rotterdam gegaan, waar Saskia haar op sleeptouw had genomen. Vanaf dat moment waren ze dikke vriendinnen. Ze hoopte dat de ontwikkelingen van vandaag daar geen verandering in teweeg zouden brengen.
‘Je bent laat’, zei Ellen berispend.
‘Heeft Brigit je niets verteld?’ Saskia keek vragend naar de rossige jonge vrouw aan de andere kant van de tafel. Die schudde het hoofd. Theatraal spreidde Brigit haar armen en zei: ‘Nee, je weet hoe dat gaat als Ellen een bad day at the office heeft gehad, dan is ze daar helemaal vol van!’ Ze deed er een vette knipoog bij.
‘Oh, Sas, het was echt vreselijk vandaag. Ik zat net aan Brigit te vertellen, dat Chantal zich weer eens met Haralds zaken liep te bemoeien.’
Aan de andere kant van de tafel sloeg Brigit met een grijns haar ogen ten hemel. Onwillekeurig moest Saskia lachen om het relativerende in Brigits houding. Vanaf het moment dat ze elkaars overburen waren geworden in Nieuwe Tonge had ze het goed met Brigit kunnen vinden. Saskia’s relatie, de speciale reden voor haar verhuizing naar Flakkee, was uitgeraakt, maar de vriendschap met Brigit en Ellen had haar op het eiland gehouden. Alle drie hadden ze hun eigen specifieke inbreng in de ontstane vriendschap. Saskia richtte haar volle aandacht weer op Ellen, die ondertussen druk gesticulerend haar verhaal vervolgde.
‘Er kwam iemand van de bank naar kantoor, want Harald had iets bij hem laten liggen na zijn laatste bespreking. Ik zeg nog tegen die pieper, geef maar aan mij, maar nee, hij wilde het persoonlijk aan mevróúw De Haan overhandigen. Ze lopen allemaal als hondjes achter dat stomme wicht aan.’ Ze nam nog een slokje wijn en leunde toen weer achterover in haar stoel. ‘Maar goed, genoeg over mij, hoe is het met jou, waarom ben je zo laat?’
‘Ik was gewoon heel druk op het werk en toen moest ik Sjors natuurlijk nog uitlaten, vandaar. Oh, kijk, er loopt iemand te collecteren.’ Saskia duikelde haar portemonnee op om een bijdrage in de bus te doen die voor haar neus werd gehouden. De andere twee doneerden ook, hoewel Ellen zei dat ze normaal gesproken alleen een weeshuis in Brazilië steunde.
‘Oh, ja, dat is toch iets dat een oud-collega van je heeft opgezet? Loopt dat een beetje?’ Brigit ging enthousiast in op het nieuwe onderwerp, waardoor het probleem Chantal naar de achtergrond geschoven werd.
‘Oh, best wel. Ze heeft redelijk wat vaste donateurs. Misschien ga ik er nog wel eens langs, Brazilië is best een mooi vakantieland.’ Ellen knikte voldaan bij het idee.
‘Hoe laat ben je vanmiddag bij Harald weggegaan, Ellen?’ vroeg Saskia plompverloren.
‘Harald was de hele dag weg.’ Ellen keek zo spijtig dat Brigit opnieuw in de lach schoot, wat haar een vernietigende blik van Ellen opleverde.
‘Kort nadat die kerel van de bank weg ging, ben ik vertrokken. Hij kwam iets voor vieren, maakte een praatje en verdween toen. Wat zal het geweest zijn, strak vier uur, denk ik, dat ik wegging.’
‘En Chantal was er toen nog?’
‘Ja. Ze zat heel interessant door die spullen van de bank te bladeren. Er klopte iets niet, zei ze, maar ik wist dat ik niks terug hoefde te zeggen. Ze hoort of ziet me toch niet.’ Ellen trok even haar schouders op.
‘Ik was toen al bezig mijn tas te pakken, want als ik met háár alleen ben heb ik absoluut geen behoefte om een seconde langer op kantoor te blijven dan strikt noodzakelijk is. Ik was nog wel zo bijdehand om haar beleefd een prettige avond te wensen, maar zij reageerde helemaal niet. Ja, pas toen ik de deur uitliep, riep dat mormel nog gauw gedag.’ Terwijl ze het zei, vond Ellen zelf ook wel dat die omschrijving nogal onaardig klonk.
‘Het mormel is dood.’ Saskia flapte het eruit, terwijl ze het eigenlijk helemaal niet had willen zeggen en al helemaal niet op zo’n abrupte en beledigende manier. Tegelijkertijd had zich iets dat kort daarvoor gezegd was, in haar hersens vastgehaakt, maar ze was het al weer kwijt voordat ze wist wat het was. Mooie politievrouw was ze! De anderen keken haar vol verbazing aan. Ongeloof tekende zich af op hun gezichten. Brigit was de eerste die reageerde.
‘Bedoel je dat Chantal, nou ja, dat ze een ongeluk gehad heeft?’
Saskia boog zich wat voorover en zei zachtjes, zodat niet iedereen om hen heen het zou horen: ‘Geen ongeluk, tenzij ze zichzelf voor de lol met haar sjaal heeft gewurgd.’
‘Dat meen je niet!’ Brigit sloeg een hand voor de mond.
Saskia knikte serieus. ‘Het is echt waar. Ik heb haar zelf gezien.’ Ze huiverde want het beeld van het dode meisje had zich op haar netvlies gebrand.
Ellen verroerde zich niet. Allerlei gedachten tuimelden door haar hoofd. Chantal dood. Gewurgd! Wat akelig! Aan de andere kant … Harald moest getroost worden. Arme Harald. Arme Chantal? Nee, arme Ellen, die zowel het bedrijf draaiende zou moeten houden als de treurende broer steunen. Ze zag zichzelf al als reddende engel, wat een zachte glimlach op haar gezicht toverde.
‘Ellen, hé, hallo!’ Ze schrok op uit haar overpeinzingen en zag dat Saskia en Brigit haar allebei aandachtig aankeken.
‘Hè, wat? Ja, vreselijk, echt, ik meen het.’ Terwijl ze de woorden uitsprak realiseerde ze zich dat ze behoorlijk onecht klonken. Door de manier waarop haar vriendinnen naar haar keken drong het met een misselijk makende klap tot haar door wat die van haar leken te denken. Ze liep rood aan en stamelde: ‘Jullie denken toch niet dat, nee, dat kunnen jullie echt niet denken. Ik heb dan wel een grote mond, maar ik zou toch nooit….’
‘Ik heb je gewaarschuwd, Ellen, je roept al maanden dat je haar wel zou kunnen wurgen. En zie wat er nu van gekomen is.’ Brigits woorden kwamen harder aan dan ze misschien bedoeld waren.
‘Ja maar, ik heb niets gedaan, hoor!’ Ellen gilde het bijna uit. Toen, zachter: ‘Wanneer is het gebeurd? Wie heeft haar gevonden?’ Fluisterend: ‘Oh God, Harald heeft haar toch niet gevonden?’
‘Nee. De werkster trof haar aan op kantoor. Volgens de deskundigen is ze tussen vier uur en half vijf vermoord.’ Ellen liet de mededeling op zich inwerken. Saskia’s gezicht stond strak, emotieloos, zoals Ellen zich het voorstelde als ze iemand verhoorde. Ze keek haar vriendinnen om de beurt aan, terwijl op haar gezicht ongeloof, paniek en woede om de voorrang streden.
‘Nee, echt niet, dit laat ik me niet in de schoenen schuiven. Ik heb hier niets mee te maken!’
Het besef dat Chantal vermoord was en dat Ellen misschien wel de laatste was geweest die haar levend had gezien, daalde als een dikke deken over hen heen. Saskia deed haar best haar rol als vriendin weer op te pakken, maar net als zoveel mensen had ook zij last van een beroepsafwijking. Ze ging nog niet zover dat ze aantekeningen maakte, maar ze sloeg alles wat er die avond gezegd werd nauwkeurig op in haar hoofd. Ellen was inmiddels druk bezig haar alibi voor het tijdstip van de moord vast te stellen.
‘Weet je nog, Sas, dat ik je belde, vanmiddag? We hebben toen wel tien minuten aan de telefoon gehangen met elkaar. Ik zat in de auto, op de parkeerplaats aan de Stationsweg.’ Ellen keek Saskia triomfantelijk aan.
‘Ik herinner me dat telefoontje wel, maar ik weet natuurlijk niet waar vandaan je belde.’
‘Van de parkeerplaats, dus. Ergo, ik kan Chantal nooit vermoord hebben.’
‘Je luistert niet, Ellen, je kunt wel met je mobieltje in de hand over het lijk gebogen hebben gestaan en mij gebeld hebben.’ Ellen slaakte een kreet.
‘Alsof ik dat zou kunnen!’ Ze keek Saskia met een verwilderde blik aan.
‘Ik zeg alleen maar wat de politie zal zeggen, hoor!’
‘Maar jij bent de politie en jij weet dat ik het niet gedaan heb!’
Brigit mengde zich in het gesprek: ‘Heeft iemand je gezien toen je in de auto zat te bellen?’ Ellen dacht driftig na en knikte toen enthousiast.
‘Die zonnebril in de Lexus, je weet wel, ik heb je over hem verteld toen ik je belde. Hij viel zo vreselijk uit de toon in die dure slee tussen allemaal tweedehandsjes. Hij heeft me gezien.’
‘Dan zou hij je alibi kunnen zijn. Of de dader. Wie was het?’ vroeg Saskia.
‘Geen idee. Maar omdat ik het zo raar vond dat hij daar maar een beetje in die auto zat, heb ik wel het kenteken onthouden.’
‘Dat is nou eens handig van je, geef maar, dan ga ik daar achteraan.’
Diezelfde avond nog probeerde Ellen Harald te bereiken. Ze liet de telefoon lang overgaan, maar er werd niet opgenomen. Ze besloot bij hem langs te gaan, maar er brandde geen licht in het luxe appartement en er werd niet gereageerd op haar aanbellen.
Het rechercheonderzoek had aan het einde van de volgende dag nog geen dader of motief opgeleverd. Ellen was inmiddels uitgebreid verhoord, evenals Harald en Mary Ros, de schoonmaakster die het lichaam had ontdekt. Er was geen spoor te vinden dat naar de moordenaar leidde. Saskia stond in dubio: zou ze haar chef vertellen over Ellens aversie jegens Chantal? Waar lag haar loyaliteit? Ze besloot voorlopig niets op het werk te zeggen in de hoop dat ze die beslissing niet zou hoeven te betreuren. De drie vriendinnen troffen elkaar zaterdagavond bij Ellen thuis.
‘Heb je Harald al gezien?’ vroeg Brigit belangstellend.
‘Ja, hij was even op kantoor. Ik kon maar net mijn medeleven betuigen, toen was hij alweer weg. Hij keek me zo vreemd aan. Alsof hij vond dat ik schuld had aan de dood van Chantal. We konden er niet over praten, hij deed heel koel tegen me.’ Ze zat er verslagen bij. Het bleef even stil.
‘Die Lexus is van de Provincie.’ Saskia had heus te doen met Ellen, maar ze moesten wel serieus aan de slag om de dader te zoeken en te voorkomen dat de verdenking op Ellen zou kunnen vallen.
‘Nou, dan kan die persoon me mooi vrijpleiten’.
‘Dat zal niet gaan, Ellen. Die Lexus was helemaal niet op de Stationsweg in Middelharnis op het tijdstip dat jij zegt dat hij daar stond.’
‘Welles, ik weet het zeker.’
‘Nee, de auto, de chauffeur en de vaste inzittende waren op een vergadering in Rotterdam. De hele dag. Er is een waterdicht registratiesysteem.’ ‘Hoe kunnen ze in Rotterdam zijn geweest als ze in Middelharnis waren?’
‘Je luistert niet, Ellen, ze waren in Rot-ter-dam’, zei Saskia nadrukkelijk.
‘Dat registratiesysteem klopt van geen kant. Nee, die zonnebril heeft mij gezien en weet dat ik toen in mijn auto zat, tien minuten met jou heb zitten bellen en daarna ben weggereden.’
‘Je ziet één ding over het hoofd, El, en dat is dat noch de Lexus noch de zonnebril daar was waar jij zegt dat ze waren.’
‘Hij is natuurlijk een eindje gaan rijden zonder dat zijn baas ervan wist. Maar hij moet toch de waarheid zeggen? Dat hij mij daar gisteren gezien heeft? Jij weet van wie de auto is en wie de chauffeur is. Doe me die gegevens en dan ga ik naar hem toe!’
Maandagochtend las Saskia de verklaring omtrent de Lexus nog eens goed door en vond er een klein hiaat in. Ze trok aan de bel bij haar chef en legde uit wat er aan het betreffende stukje tekst schortte.
‘Het is niet heel belangrijk, Saskia, maar je hebt gelijk. Het is beter om het goed op papier te hebben. Enige probleem is dat er opnieuw getekend moet worden voor de verklaring en eigenlijk wil ik niet weer tijd opslokken van de Provincie.’
‘We hebben hiervoor alleen de handtekening van de chauffeur nodig. Hij woont in Barendrecht. Ik wilde vanavond toch al even naar Ikea. Als je wilt ga ik dan meteen even bij die man langs.’ De chef vond het een goed idee.
Terwijl ze naar Barendrecht reed, nam Saskia in gedachten Ellens verklaring nog eens door. De man van de bank, de papieren, het afscheid van Chantal, de dure auto met de zonnebril erin. Er was iets dat ze over het hoofd zag. Iets dat gezegd was, nog voordat ze Ellen en Brigit verteld had dat Chantal dood was.
En hoe zat het met Harald? Ze vond hem een gladde jongen met een voorliefde voor luxe en snelle auto’s, maar dat was natuurlijk geen misdrijf. Er was geen enkele aanleiding om hem ergens van te verdenken. Sterker nog, de dood van Chantal had hem zichtbaar diep geraakt.
Toen ze op het juiste adres gearriveerd was, zag ze de Lexus voor het huis staan. Nadat ze op de bel had gedrukt, duurde het even voordat de deur open ging. Een lange man met donker haar en een zongebruinde huid verscheen in de deuropening.
‘Meneer Rochussen?’ De man knikte.
‘Ik heb u vanochtend gebeld. Over de verklaring.’ Opnieuw een knikje en een weinig uitnodigend gebaar om binnen te komen. Verder dan de hal kwam ze niet. Saskia gaf hem de verklaring die hij leunende tegen de deurpost las. Hij haalde een pen uit zijn borstzak en liep naar een haltafeltje om het document te ondertekenen.
‘Ellen Verweij, de vrouw die u als haar alibi heeft opgegeven houdt vol dat u haar gezien moet hebben.’ Saskia merkte op dat een spiertje in het gezicht van de man heel licht vertrok. Hij schudde zijn hoofd.
‘Ze dreigt verdacht te worden van de moord op Chantal de Haan. Als u haar heeft gezien op het tijdstip van de moord, kunt u haar vrijpleiten.’
‘Ik heb een verklaring afgelegd bij de politie, ik was in Rotterdam, de Lexus was daar en mijn baas was daar. Ik wens uw vriendin succes, maar ik kan haar niet helpen. Goedenavond.’ Hij duwde Saskia de verklaring in de hand, zette haar buiten en sloot vervolgens de deur voor haar neus.
Er zat geen schot in het rechercheonderzoek. De buurtbewoners waren ondervraagd, maar hen was niets vreemds opgevallen. En hoewel Chantal zich kennelijk had verzet tegen de overvaller, was er geen onbekend DNA op haar aangetroffen. Ze had de moordenaar niet gekrabd, er waren geen haren uitgetrokken en er was geen speeksel of bloed aangetroffen. Ellen had het gevoel dat de publieke opinie zich wel eens tegen haar zou kunnen keren. Waarom was ze ook altijd zo negatief over Chantal geweest?
Om haar zinnen te verzetten ging ze lopend naar de buurtsuper. Ze legde allerlei lekkere dingen in haar karretje en betaalde zwijgend de navenant hoge rekening. Terwijl ze de zware boodschappentas naar huis toe zeulde, kwam er een glimmend zwarte auto naast haar rijden. Toen ze even stilstond om haar tas in de andere hand over te pakken, stopte de auto en werd het raampje geluidloos naar beneden geschoven. Ze keek opzij, zag de zonnebril en moest zich inspannen om te horen wat hij zei: ‘Ouddorp. Middernacht. Bovenaan de eerste strandopgang. Alleen.’ Het ruitje ging weer omhoog en de Lexus zoefde bijna geruisloos verder.
Ondanks het late uur was ze niet de enige op de grote parkeerplaats onderaan de duinen. Ellen reed een extra rondje, maar zag geen auto die voldeed aan het signalement van de Lexus. Om kwart voor twaalf parkeerde ze haar Corsa vlakbij de eerste opgang. Ze sloot zorgvuldig af en maakte zich op voor de wandeling naar boven. Het pad omhoog werd verlicht door een heldere maan. Het was oorverdovend stil in de warme zomernacht.
Ter hoogte van de uitzichttoren werd haar aandacht getrokken door de lichten van een auto die met open portier een eindje links het pad in stond. Er leek niemand in de buurt te zijn. Ze keek op haar horloge en zag de lichtgevende wijzers zeven voor twaalf aanduiden. Ze aarzelde. Zou ze gaan kijken of het de Lexus was die daar stond? De contouren leken op die van de luxe wagen, maar zeker weten deed ze het niet. Bang dat ze misschien te laat zou zijn, besloot ze door te lopen.
Bovenaan gekomen zag ze een figuur tegen de omheining staan. Het geluid van de rustig deinende branding overstemde haar voetstappen. Ze ging naast de man staan en even keken ze samen zwijgend uit over het strand en de zee.
‘Ik hoor dat je me zoekt. Of beter gezegd, je laat me zoeken.’ Het klonk bijna als een beschuldiging.
‘Je moet me helpen”, zei Ellen, zich ervan bewust dat haar angst doorschemerde in haar stem.
‘Ik moet niets.’
‘Ik heb jou gezien, jij mij. Dat kun je toch gewoon toegeven? Zo moeilijk is dat niet!’ Ze stampvoette van machteloze woede.
‘Ik was daar en ik heb je gezien.’ Hij keek haar indringend aan en vervolgde: ‘Maar dat zal ik altijd ontkennen.’
‘Waarom? Wat is er in vredesnaam zo vreselijk belangrijk dat je niet gewoon kunt toegeven dat je daar was!‘ Ze sloeg de handen voor het gezicht en snikte: ‘Wat heb ik je misdaan, dat je me niet wilt helpen?’
‘Niets, maar toch kan ik niet voor je getuigen. Maar misschien iemand anders wel. Denk eens goed na, wie was er nog meer die jou gezien kan hebben?’
Ze keek hem verward aan.
‘Kom, Ellen, laat je hersens werken. Wie was er nog meer in de buurt?’
Ze schudde haar hoofd dat aanvoelde alsof er alleen maar een grote pluk watten in zat.
‘Je verlaat het kantoor. Je gaat naar buiten en trekt de deur achter je dicht. Wat zie je, wat hoor je? Denk, Ellen, denk!’ Hij pakte haar bij de schouders.
‘Ik hoor de hond. Hij springt naar de takken in de bomen die om de kerk heen staan. Hij springt en blaft omdat hij ze niet te pakken krijgt.’
‘Zie je de hond? Zijn baas?’
‘Ja, ik loop op de stoep en zij zijn aan de overkant.’
‘O.k., wie nog meer.’ Hij liet haar los. Ellen sloot haar ogen om beter te kunnen denken.
‘Een stel op de fiets. Een oudere man en vrouw. Ze wonen bij Saskia in de buurt, ik ken ze van gezicht. Ze groeten me. Oh, en verderop in de straat staat een vrouw haar ramen te lappen. Het is het vierde, nee misschien vijfde huis vanaf kantoor gerekend. Ze steekt even haar hand naar me op. Ze weet dat ik hier werk.’
Toen ze haar ogen opende was de man verdwenen. In de stilte hoorde ze een portier dichtslaan en een auto starten. Het deed er niet meer toe.
‘Hoe heb je zo stom kunnen zijn alleen naar Ouddorp te gaan? Hij had je wel ik weet niet wat kunnen aandoen!’ Saskia schudde haar hoofd toen Ellen haar uitgebreid verslag deed van de nachtelijke ontmoeting.
‘Ik moest wel alleen gaan, anders had hij helemaal niets losgelaten. Maar door hem heb ik wel een beter beeld gekregen van de mensen die me zeker gezien hebben.’
‘Als ze zich nog herinneren dat ze je inderdaad vorige week donderdagmiddag rond dat tijdstip ergens anders hebben gezien dan op kantoor. Enfin, we zullen ze in elk geval opzoeken en ondervragen. Kom, vertel nog eens exact wat er die middag gebeurd is.’
‘Voor de zoveelste keer? Ik heb het al zo vaak verteld, Sas! Ik ben het spuugzat!’
‘Het is voor je eigen bestwil. Ik weet zeker dat we iets over het hoofd gezien hebben. Toe, Ellen, nog één keer!’
En zo vertelde Ellen opnieuw over de man van de bank, het in ontvangst nemen van de papieren, het afscheid van Chantal. De zonnebril, de rit naar huis en daarna naar het terras.
‘Hoe was Chantal die middag? Je zei dat ze pas laat reageerde op jouw groet.’
‘Ze was verdiept in de papieren die de bank had gebracht. Ze mompelde er iets over.’
Saskia’s hand schoot uit en pakte die van Ellen. ‘Wat zei ze precies? Haar exacte woorden?’
‘Ze zei dat er iets niet klopte.’ Dat was het, die opmerking had zich vanaf het begin in Saskia’s brein vastgezet.
‘Wat klopte er niet?’
‘Ik zou het niet weten. Het waren facturen van De Haan Handelsmij. Niets bijzonders.’
‘Meneer Schaap van de bank heeft verklaard dat het nogal hoge facturen waren en dat hij ze daarom persoonlijk langs bracht.’
‘Hoog? ’t Is maar wat je hoog noemt. Onze rekeningen komen nooit boven de vijftienduizend Euro.’
‘Je vergist je, Ellen, ik weet zeker dat die Schaap het over veel hogere bedragen had. Ze liepen in de tonnen.’ Ellen hapte naar adem.
‘Tonnen? Nee, echt niet. Ik deed de boekingen, dus ik weet heus wel dat we nooit facturen hebben gehad die boven de vijftien, nou, oké dan, boven de twintigduizend Euro uitkwamen. Die Schaap heeft zich flink verkeken.’
‘Hij was heel stellig. En het is wel iemand die de hele dag met cijfers werkt. Hij heeft verklaard dat Harald altijd zijn boekhouding op orde had en dat het om grote bedragen ging. Hij kreeg dan ook een flink krediet van de bank, omdat de onderneming zo goed draaide.’
‘Ik ga straks naar kantoor en dan zal ik Schaap wel eens even bellen. Hij vergist zich. ‘
Ze was alleen op kantoor. Met Harald had Ellen alleen nog maar telefonisch contact. Hij had duidelijk laten doorschemeren dat hij Ellen enkel tolereerde omdat ze de nodige kennis had van alles wat er in de onderneming omging. Hij kon niet verbergen dat hij haar op zijn minst verdacht van betrokkenheid bij de dood van zijn zusje. Ze werd nog net niet rechtstreeks door hem beschuldigd.
Terwijl het koffiezetapparaat pruttelde, haalde ze de facturenmappen tevoorschijn en bladerde er doorheen, op zoek naar missende rekeningen. Alles leek prima op orde te zijn. Wat kon Chantal bedoeld hebben toen ze zei dat er iets niet klopte? Had het wel met de facturen te maken gehad of was ze al met een andere klus bezig geweest? Ellen wist dat er geen losse blaadjes hadden gelegen toen Chantal gevonden was, dat had Mary, de werkster, stellig verklaard. Ze schonk een mok koffie in en reikte naar de telefoon om de bank te bellen.
‘De heer Schaap graag.’ Haar mobieltje liet ondertussen een vrolijk deuntje horen en vanuit haar ooghoek zag ze het nummer van Saskia in het display verschijnen.
‘En u bent ….?’
‘Ellen Verweij van De Haan Handelsmaatschappij.’ Vlak voordat ze in de wacht werd gezet hoorde ze de telefoniste zeggen dat het die vrouw van die moord was. De omschrijving deed haar huiveren.
‘Schaap.’
‘Met Ellen Verweij, meneer Schaap. Ik bel even om te vragen of u nog weet welke documenten u heeft afgegeven vorige week donderdag.’
‘De politie was net hier, juffrouw Verweij. Alweer.’ De stem aan de andere kant van de lijn was een en al afkeuring. ‘Ik heb hen opnieuw alles verteld wat ik wist. Het waren facturen.’
‘Maar wat voor facturen, meneer Schaap? Onze originele exemplaren worden doorgaans in de kantoorkluis bewaard.’
‘De heer De Haan nam altijd een mapje mee als we een bespreking hadden. Zo ook de laatste keer, juffrouw Verweij. Vraagt u het Harald maar.’
Ze liet bewust een stilte vallen, zodat Bernard Schaap zich hopelijk genoodzaakt zou voelen te reageren. Het vrolijke muziekje van haar GSM probeerde opnieuw haar aandacht te trekken.
‘Het waren drie facturen, voor een totaalbedrag van een half miljoen.’
‘Die bedragen werden toch niet op onze rekening bij u gestort?’ Ellen was trots op zichzelf omdat ze zo helder van geest bleef, terwijl ze zich intussen afvroeg wat er nu eigenlijk aan de hand was. Dit waren absoluut geen normale facturen geweest.
‘Nee, bij de ABN AMRO. Dat vond Harald een betere constructie. Dat was voor ons geen enkel probleem, natuurlijk. Zolang hij ons de facturen maar kon laten zien. We hebben het in het begin uiteraard wel geverifieerd, maar dat liep zo goed dat we het verder niet meer hoefden na te trekken. Een prima zakenman, Harald de Haan.’
‘Fijn dat u zoveel vertrouwen heeft, meneer Schaap.’
‘Ik weet zeker dat alles in orde is, juffrouw Verweij.’
‘Zeker weten, meneer Schaap?’
‘Momentje.’
Ze kon horen dat hij een gesprek op een ander toestel begon te voeren.
‘Rob? Met Bernard. Zeg, even een vraagje. Harald de Haan, is toch cliënt bij jullie? Juist. Hij heeft een klein krediet aangevraagd bij ons, niet echt noemenswaardig natuurlijk, maar daarvoor heeft hij de facturen overlegd die via jullie bank lopen. Hoeveel? Nou, echt klein, hoor. Met die omzet van hem zit het allemaal wel snor. Wat? Maar die betalingen gaan toch via jullie? Oh, alleen nog een privérekening. Laag saldo. Ik begrijp het. Nee, nee, ik zal me wel vergist hebben.’
Er klonk een diepe zucht, waarna het gesprek verderging.
‘Wat? De politie? Saskia de Boer heeft jou net gebeld? Dezelfde vraag? Nee, hoor, het was vast een routinekwestie.’
Opnieuw een zucht en toen met gemaakt enthousiasme: ‘Ja, dat doen we, ik bel je binnenkort voor een afspraak.’ Het afbreken van het gesprek werd gevolgd door een harde klap aan de andere kant van de lijn. Het geluid overstemde bijna het kraken van de houten vloer achter Ellen. Ze verstijfde.
‘Juffrouw Verweij, we moeten praten.’ Het was het laatste wat Ellen de man van de bank hoorde zeggen. Een riem werd over haar hoofd gegooid en om haar nek aangetrokken.
Brigit en Saskia zaten op hun oude plekje op het terras aan de haven, want het was nog steeds zomers weer. Ze hadden een fles rosé besteld om het weekend in te luiden.
‘Zijn eigen zus. En alleen maar omdat ze had ontdekt dat hij de boel belazerde. Hoe laag kan iemand zinken.’ Brigit rilde, ondanks de warmte, en vervolgde: ‘Ik hoorde dat Harald bij kantoor gezien is toen Chantal vermoord werd. Klopt dat? En het was zo normaal dat hij daar rondliep, dat niemand het gemeld heeft?’ Saskia knikte bevestigend op beide vragen en sloot toen haar ogen. Brigit volgde haar voorbeeld. In stilte genoten ze van de zon op hun gezicht, tot er een schaduw over hen viel.
‘Ha, je bent er al!’ Met een brede glimlach verwelkomden Saskia en Brigit hun vriendin.
‘Geniet er nog maar even van, want maandag vertrek ik naar Brazilië.’
‘Je hoeft niet weg, dat weet je.’
‘Jawel, Sas, door jouw doortastende optreden toen je me niet te pakken kreeg, heb ik een tweede kans gekregen. In het weeshuis ben ik nuttiger dan hier, denk ik. Maar jullie moeten wel op bezoek komen, natuurlijk! ‘
En terwijl ze elkaar toedronken, voelde Ellen even aan haar hals waar de striem aan het verdwijnen was.
Ellen Verweij en Brigit Stevens hadden een plekje gevonden dat gunstig lag in de late zon. Vriendelijk doch vastberaden verdedigden ze de stoel, die ze voor hun vriendin Saskia bezet hielden, tegenover de andere gasten.
Terwijl ze op Saskia wachtten, beklaagde Ellen zich bij Brigit over haar collega Chantal de Haan.
‘Oh, ik kan haar wel wurgen. Wat een bitch!’ Daarbij trok ze zo’n lelijk gezicht, dat Brigit ervan in de lach schoot.
Ellen herinnerde zich nog goed dat Harald zijn zusje Chantal aan haar had voorgesteld: ‘Ze komt stage bij ons lopen. Je vind het toch niet erg?’ Daarbij had hij zijn arm liefdevol om Chantal heengeslagen en Ellen had moeite moeten doen om niet ter plekke groen en geel uit te slaan van jaloezie.
Ze werkte al drie jaar voor de vlotte jonge zakenman en was al even zo lang smoorverliefd op hem. Helaas zag Harald haar niet anders dan als werkneemster, een waar hij volledig van op aan kon, maar ook niet meer dan dat. De laatste tijd realiseerde Ellen zich dat steeds meer. En inmiddels was Chantal al bijna een jaar bij hen, had ze haar studie succesvol afgerond en was ze Haralds rechterhand geworden, tot grote irritatie van Ellen.
‘Be careful what you wish for!’ Brigit reageerde vrolijk op Ellens laatste hatelijke opmerkingen.
Vanaf het moment dat Saskia hen aan elkaar voorgesteld had, was Ellen steeds weer verbaasd geweest over de levenslust die de charmante Brigit uitstraalde. Kon zij maar zo onbezorgd van alles genieten!
‘Dat zeg je altijd, Brigit, maar ik weet zeker dat die heks tot aan mijn pensioen bij De Haan Handelsmij. blijft. Zo en nou maak ik er geen woord meer aan vuil’, besloot Ellen en vouwde resoluut haar handen achter haar hoofd. ‘Het is donderdagavond, bijna weekend, wat kan me gebeuren?’ Ze ontspande zich, schudde haar donkerbruine haren los en bestudeerde de mensen om hen heen.
‘Nogal veel toeristen, ik zie geen enkele bekende.’ Ze wenkte de ober om een nieuwe bestelling door te geven.
‘Oh, wacht even. Sa-as, hiero, hier zitten we!’ Ze stond op om haar vriendin de weg naar hun tafeltje te wijzen, terwijl ze de ober aan zijn arm vasthield. ‘Wat wil je drinken?’
‘Oh, hoi, ik had jullie nog niet ontdekt. Doe maar een spa blauw, met deze warmte gaat dat er wel in.’ Na de bestelling te hebben opgegeven, liet Ellen de ober eindelijk ontsnappen. Saskia de Boer trok de voor haar vrijgehouden stoel onder het tafeltje vandaan en plofte neer. Ze haalde haar vingers door het korte blonde haar en verschikte wat aan haar vrolijk gebloemde zomerjurk.
‘Lekker, jullie hebben een mooi plekje uitgezocht, dames. Hier houden we het wel een poosje vol.’ Saskia’s helderblauwe ogen keken van de een naar de ander en bleven toen op Ellen rusten. Ze dacht aan haar kennismaking met Ellen, jaren geleden in de brugklas. Ellen was als enige van haar klas in Middelharnis naar de middelbare school in Rotterdam gegaan, waar Saskia haar op sleeptouw had genomen. Vanaf dat moment waren ze dikke vriendinnen. Ze hoopte dat de ontwikkelingen van vandaag daar geen verandering in teweeg zouden brengen.
‘Je bent laat’, zei Ellen berispend.
‘Heeft Brigit je niets verteld?’ Saskia keek vragend naar de rossige jonge vrouw aan de andere kant van de tafel. Die schudde het hoofd. Theatraal spreidde Brigit haar armen en zei: ‘Nee, je weet hoe dat gaat als Ellen een bad day at the office heeft gehad, dan is ze daar helemaal vol van!’ Ze deed er een vette knipoog bij.
‘Oh, Sas, het was echt vreselijk vandaag. Ik zat net aan Brigit te vertellen, dat Chantal zich weer eens met Haralds zaken liep te bemoeien.’
Aan de andere kant van de tafel sloeg Brigit met een grijns haar ogen ten hemel. Onwillekeurig moest Saskia lachen om het relativerende in Brigits houding. Vanaf het moment dat ze elkaars overburen waren geworden in Nieuwe Tonge had ze het goed met Brigit kunnen vinden. Saskia’s relatie, de speciale reden voor haar verhuizing naar Flakkee, was uitgeraakt, maar de vriendschap met Brigit en Ellen had haar op het eiland gehouden. Alle drie hadden ze hun eigen specifieke inbreng in de ontstane vriendschap. Saskia richtte haar volle aandacht weer op Ellen, die ondertussen druk gesticulerend haar verhaal vervolgde.
‘Er kwam iemand van de bank naar kantoor, want Harald had iets bij hem laten liggen na zijn laatste bespreking. Ik zeg nog tegen die pieper, geef maar aan mij, maar nee, hij wilde het persoonlijk aan mevróúw De Haan overhandigen. Ze lopen allemaal als hondjes achter dat stomme wicht aan.’ Ze nam nog een slokje wijn en leunde toen weer achterover in haar stoel. ‘Maar goed, genoeg over mij, hoe is het met jou, waarom ben je zo laat?’
‘Ik was gewoon heel druk op het werk en toen moest ik Sjors natuurlijk nog uitlaten, vandaar. Oh, kijk, er loopt iemand te collecteren.’ Saskia duikelde haar portemonnee op om een bijdrage in de bus te doen die voor haar neus werd gehouden. De andere twee doneerden ook, hoewel Ellen zei dat ze normaal gesproken alleen een weeshuis in Brazilië steunde.
‘Oh, ja, dat is toch iets dat een oud-collega van je heeft opgezet? Loopt dat een beetje?’ Brigit ging enthousiast in op het nieuwe onderwerp, waardoor het probleem Chantal naar de achtergrond geschoven werd.
‘Oh, best wel. Ze heeft redelijk wat vaste donateurs. Misschien ga ik er nog wel eens langs, Brazilië is best een mooi vakantieland.’ Ellen knikte voldaan bij het idee.
‘Hoe laat ben je vanmiddag bij Harald weggegaan, Ellen?’ vroeg Saskia plompverloren.
‘Harald was de hele dag weg.’ Ellen keek zo spijtig dat Brigit opnieuw in de lach schoot, wat haar een vernietigende blik van Ellen opleverde.
‘Kort nadat die kerel van de bank weg ging, ben ik vertrokken. Hij kwam iets voor vieren, maakte een praatje en verdween toen. Wat zal het geweest zijn, strak vier uur, denk ik, dat ik wegging.’
‘En Chantal was er toen nog?’
‘Ja. Ze zat heel interessant door die spullen van de bank te bladeren. Er klopte iets niet, zei ze, maar ik wist dat ik niks terug hoefde te zeggen. Ze hoort of ziet me toch niet.’ Ellen trok even haar schouders op.
‘Ik was toen al bezig mijn tas te pakken, want als ik met háár alleen ben heb ik absoluut geen behoefte om een seconde langer op kantoor te blijven dan strikt noodzakelijk is. Ik was nog wel zo bijdehand om haar beleefd een prettige avond te wensen, maar zij reageerde helemaal niet. Ja, pas toen ik de deur uitliep, riep dat mormel nog gauw gedag.’ Terwijl ze het zei, vond Ellen zelf ook wel dat die omschrijving nogal onaardig klonk.
‘Het mormel is dood.’ Saskia flapte het eruit, terwijl ze het eigenlijk helemaal niet had willen zeggen en al helemaal niet op zo’n abrupte en beledigende manier. Tegelijkertijd had zich iets dat kort daarvoor gezegd was, in haar hersens vastgehaakt, maar ze was het al weer kwijt voordat ze wist wat het was. Mooie politievrouw was ze! De anderen keken haar vol verbazing aan. Ongeloof tekende zich af op hun gezichten. Brigit was de eerste die reageerde.
‘Bedoel je dat Chantal, nou ja, dat ze een ongeluk gehad heeft?’
Saskia boog zich wat voorover en zei zachtjes, zodat niet iedereen om hen heen het zou horen: ‘Geen ongeluk, tenzij ze zichzelf voor de lol met haar sjaal heeft gewurgd.’
‘Dat meen je niet!’ Brigit sloeg een hand voor de mond.
Saskia knikte serieus. ‘Het is echt waar. Ik heb haar zelf gezien.’ Ze huiverde want het beeld van het dode meisje had zich op haar netvlies gebrand.
Ellen verroerde zich niet. Allerlei gedachten tuimelden door haar hoofd. Chantal dood. Gewurgd! Wat akelig! Aan de andere kant … Harald moest getroost worden. Arme Harald. Arme Chantal? Nee, arme Ellen, die zowel het bedrijf draaiende zou moeten houden als de treurende broer steunen. Ze zag zichzelf al als reddende engel, wat een zachte glimlach op haar gezicht toverde.
‘Ellen, hé, hallo!’ Ze schrok op uit haar overpeinzingen en zag dat Saskia en Brigit haar allebei aandachtig aankeken.
‘Hè, wat? Ja, vreselijk, echt, ik meen het.’ Terwijl ze de woorden uitsprak realiseerde ze zich dat ze behoorlijk onecht klonken. Door de manier waarop haar vriendinnen naar haar keken drong het met een misselijk makende klap tot haar door wat die van haar leken te denken. Ze liep rood aan en stamelde: ‘Jullie denken toch niet dat, nee, dat kunnen jullie echt niet denken. Ik heb dan wel een grote mond, maar ik zou toch nooit….’
‘Ik heb je gewaarschuwd, Ellen, je roept al maanden dat je haar wel zou kunnen wurgen. En zie wat er nu van gekomen is.’ Brigits woorden kwamen harder aan dan ze misschien bedoeld waren.
‘Ja maar, ik heb niets gedaan, hoor!’ Ellen gilde het bijna uit. Toen, zachter: ‘Wanneer is het gebeurd? Wie heeft haar gevonden?’ Fluisterend: ‘Oh God, Harald heeft haar toch niet gevonden?’
‘Nee. De werkster trof haar aan op kantoor. Volgens de deskundigen is ze tussen vier uur en half vijf vermoord.’ Ellen liet de mededeling op zich inwerken. Saskia’s gezicht stond strak, emotieloos, zoals Ellen zich het voorstelde als ze iemand verhoorde. Ze keek haar vriendinnen om de beurt aan, terwijl op haar gezicht ongeloof, paniek en woede om de voorrang streden.
‘Nee, echt niet, dit laat ik me niet in de schoenen schuiven. Ik heb hier niets mee te maken!’
Het besef dat Chantal vermoord was en dat Ellen misschien wel de laatste was geweest die haar levend had gezien, daalde als een dikke deken over hen heen. Saskia deed haar best haar rol als vriendin weer op te pakken, maar net als zoveel mensen had ook zij last van een beroepsafwijking. Ze ging nog niet zover dat ze aantekeningen maakte, maar ze sloeg alles wat er die avond gezegd werd nauwkeurig op in haar hoofd. Ellen was inmiddels druk bezig haar alibi voor het tijdstip van de moord vast te stellen.
‘Weet je nog, Sas, dat ik je belde, vanmiddag? We hebben toen wel tien minuten aan de telefoon gehangen met elkaar. Ik zat in de auto, op de parkeerplaats aan de Stationsweg.’ Ellen keek Saskia triomfantelijk aan.
‘Ik herinner me dat telefoontje wel, maar ik weet natuurlijk niet waar vandaan je belde.’
‘Van de parkeerplaats, dus. Ergo, ik kan Chantal nooit vermoord hebben.’
‘Je luistert niet, Ellen, je kunt wel met je mobieltje in de hand over het lijk gebogen hebben gestaan en mij gebeld hebben.’ Ellen slaakte een kreet.
‘Alsof ik dat zou kunnen!’ Ze keek Saskia met een verwilderde blik aan.
‘Ik zeg alleen maar wat de politie zal zeggen, hoor!’
‘Maar jij bent de politie en jij weet dat ik het niet gedaan heb!’
Brigit mengde zich in het gesprek: ‘Heeft iemand je gezien toen je in de auto zat te bellen?’ Ellen dacht driftig na en knikte toen enthousiast.
‘Die zonnebril in de Lexus, je weet wel, ik heb je over hem verteld toen ik je belde. Hij viel zo vreselijk uit de toon in die dure slee tussen allemaal tweedehandsjes. Hij heeft me gezien.’
‘Dan zou hij je alibi kunnen zijn. Of de dader. Wie was het?’ vroeg Saskia.
‘Geen idee. Maar omdat ik het zo raar vond dat hij daar maar een beetje in die auto zat, heb ik wel het kenteken onthouden.’
‘Dat is nou eens handig van je, geef maar, dan ga ik daar achteraan.’
Diezelfde avond nog probeerde Ellen Harald te bereiken. Ze liet de telefoon lang overgaan, maar er werd niet opgenomen. Ze besloot bij hem langs te gaan, maar er brandde geen licht in het luxe appartement en er werd niet gereageerd op haar aanbellen.
Het rechercheonderzoek had aan het einde van de volgende dag nog geen dader of motief opgeleverd. Ellen was inmiddels uitgebreid verhoord, evenals Harald en Mary Ros, de schoonmaakster die het lichaam had ontdekt. Er was geen spoor te vinden dat naar de moordenaar leidde. Saskia stond in dubio: zou ze haar chef vertellen over Ellens aversie jegens Chantal? Waar lag haar loyaliteit? Ze besloot voorlopig niets op het werk te zeggen in de hoop dat ze die beslissing niet zou hoeven te betreuren. De drie vriendinnen troffen elkaar zaterdagavond bij Ellen thuis.
‘Heb je Harald al gezien?’ vroeg Brigit belangstellend.
‘Ja, hij was even op kantoor. Ik kon maar net mijn medeleven betuigen, toen was hij alweer weg. Hij keek me zo vreemd aan. Alsof hij vond dat ik schuld had aan de dood van Chantal. We konden er niet over praten, hij deed heel koel tegen me.’ Ze zat er verslagen bij. Het bleef even stil.
‘Die Lexus is van de Provincie.’ Saskia had heus te doen met Ellen, maar ze moesten wel serieus aan de slag om de dader te zoeken en te voorkomen dat de verdenking op Ellen zou kunnen vallen.
‘Nou, dan kan die persoon me mooi vrijpleiten’.
‘Dat zal niet gaan, Ellen. Die Lexus was helemaal niet op de Stationsweg in Middelharnis op het tijdstip dat jij zegt dat hij daar stond.’
‘Welles, ik weet het zeker.’
‘Nee, de auto, de chauffeur en de vaste inzittende waren op een vergadering in Rotterdam. De hele dag. Er is een waterdicht registratiesysteem.’ ‘Hoe kunnen ze in Rotterdam zijn geweest als ze in Middelharnis waren?’
‘Je luistert niet, Ellen, ze waren in Rot-ter-dam’, zei Saskia nadrukkelijk.
‘Dat registratiesysteem klopt van geen kant. Nee, die zonnebril heeft mij gezien en weet dat ik toen in mijn auto zat, tien minuten met jou heb zitten bellen en daarna ben weggereden.’
‘Je ziet één ding over het hoofd, El, en dat is dat noch de Lexus noch de zonnebril daar was waar jij zegt dat ze waren.’
‘Hij is natuurlijk een eindje gaan rijden zonder dat zijn baas ervan wist. Maar hij moet toch de waarheid zeggen? Dat hij mij daar gisteren gezien heeft? Jij weet van wie de auto is en wie de chauffeur is. Doe me die gegevens en dan ga ik naar hem toe!’
Maandagochtend las Saskia de verklaring omtrent de Lexus nog eens goed door en vond er een klein hiaat in. Ze trok aan de bel bij haar chef en legde uit wat er aan het betreffende stukje tekst schortte.
‘Het is niet heel belangrijk, Saskia, maar je hebt gelijk. Het is beter om het goed op papier te hebben. Enige probleem is dat er opnieuw getekend moet worden voor de verklaring en eigenlijk wil ik niet weer tijd opslokken van de Provincie.’
‘We hebben hiervoor alleen de handtekening van de chauffeur nodig. Hij woont in Barendrecht. Ik wilde vanavond toch al even naar Ikea. Als je wilt ga ik dan meteen even bij die man langs.’ De chef vond het een goed idee.
Terwijl ze naar Barendrecht reed, nam Saskia in gedachten Ellens verklaring nog eens door. De man van de bank, de papieren, het afscheid van Chantal, de dure auto met de zonnebril erin. Er was iets dat ze over het hoofd zag. Iets dat gezegd was, nog voordat ze Ellen en Brigit verteld had dat Chantal dood was.
En hoe zat het met Harald? Ze vond hem een gladde jongen met een voorliefde voor luxe en snelle auto’s, maar dat was natuurlijk geen misdrijf. Er was geen enkele aanleiding om hem ergens van te verdenken. Sterker nog, de dood van Chantal had hem zichtbaar diep geraakt.
Toen ze op het juiste adres gearriveerd was, zag ze de Lexus voor het huis staan. Nadat ze op de bel had gedrukt, duurde het even voordat de deur open ging. Een lange man met donker haar en een zongebruinde huid verscheen in de deuropening.
‘Meneer Rochussen?’ De man knikte.
‘Ik heb u vanochtend gebeld. Over de verklaring.’ Opnieuw een knikje en een weinig uitnodigend gebaar om binnen te komen. Verder dan de hal kwam ze niet. Saskia gaf hem de verklaring die hij leunende tegen de deurpost las. Hij haalde een pen uit zijn borstzak en liep naar een haltafeltje om het document te ondertekenen.
‘Ellen Verweij, de vrouw die u als haar alibi heeft opgegeven houdt vol dat u haar gezien moet hebben.’ Saskia merkte op dat een spiertje in het gezicht van de man heel licht vertrok. Hij schudde zijn hoofd.
‘Ze dreigt verdacht te worden van de moord op Chantal de Haan. Als u haar heeft gezien op het tijdstip van de moord, kunt u haar vrijpleiten.’
‘Ik heb een verklaring afgelegd bij de politie, ik was in Rotterdam, de Lexus was daar en mijn baas was daar. Ik wens uw vriendin succes, maar ik kan haar niet helpen. Goedenavond.’ Hij duwde Saskia de verklaring in de hand, zette haar buiten en sloot vervolgens de deur voor haar neus.
Er zat geen schot in het rechercheonderzoek. De buurtbewoners waren ondervraagd, maar hen was niets vreemds opgevallen. En hoewel Chantal zich kennelijk had verzet tegen de overvaller, was er geen onbekend DNA op haar aangetroffen. Ze had de moordenaar niet gekrabd, er waren geen haren uitgetrokken en er was geen speeksel of bloed aangetroffen. Ellen had het gevoel dat de publieke opinie zich wel eens tegen haar zou kunnen keren. Waarom was ze ook altijd zo negatief over Chantal geweest?
Om haar zinnen te verzetten ging ze lopend naar de buurtsuper. Ze legde allerlei lekkere dingen in haar karretje en betaalde zwijgend de navenant hoge rekening. Terwijl ze de zware boodschappentas naar huis toe zeulde, kwam er een glimmend zwarte auto naast haar rijden. Toen ze even stilstond om haar tas in de andere hand over te pakken, stopte de auto en werd het raampje geluidloos naar beneden geschoven. Ze keek opzij, zag de zonnebril en moest zich inspannen om te horen wat hij zei: ‘Ouddorp. Middernacht. Bovenaan de eerste strandopgang. Alleen.’ Het ruitje ging weer omhoog en de Lexus zoefde bijna geruisloos verder.
Ondanks het late uur was ze niet de enige op de grote parkeerplaats onderaan de duinen. Ellen reed een extra rondje, maar zag geen auto die voldeed aan het signalement van de Lexus. Om kwart voor twaalf parkeerde ze haar Corsa vlakbij de eerste opgang. Ze sloot zorgvuldig af en maakte zich op voor de wandeling naar boven. Het pad omhoog werd verlicht door een heldere maan. Het was oorverdovend stil in de warme zomernacht.
Ter hoogte van de uitzichttoren werd haar aandacht getrokken door de lichten van een auto die met open portier een eindje links het pad in stond. Er leek niemand in de buurt te zijn. Ze keek op haar horloge en zag de lichtgevende wijzers zeven voor twaalf aanduiden. Ze aarzelde. Zou ze gaan kijken of het de Lexus was die daar stond? De contouren leken op die van de luxe wagen, maar zeker weten deed ze het niet. Bang dat ze misschien te laat zou zijn, besloot ze door te lopen.
Bovenaan gekomen zag ze een figuur tegen de omheining staan. Het geluid van de rustig deinende branding overstemde haar voetstappen. Ze ging naast de man staan en even keken ze samen zwijgend uit over het strand en de zee.
‘Ik hoor dat je me zoekt. Of beter gezegd, je laat me zoeken.’ Het klonk bijna als een beschuldiging.
‘Je moet me helpen”, zei Ellen, zich ervan bewust dat haar angst doorschemerde in haar stem.
‘Ik moet niets.’
‘Ik heb jou gezien, jij mij. Dat kun je toch gewoon toegeven? Zo moeilijk is dat niet!’ Ze stampvoette van machteloze woede.
‘Ik was daar en ik heb je gezien.’ Hij keek haar indringend aan en vervolgde: ‘Maar dat zal ik altijd ontkennen.’
‘Waarom? Wat is er in vredesnaam zo vreselijk belangrijk dat je niet gewoon kunt toegeven dat je daar was!‘ Ze sloeg de handen voor het gezicht en snikte: ‘Wat heb ik je misdaan, dat je me niet wilt helpen?’
‘Niets, maar toch kan ik niet voor je getuigen. Maar misschien iemand anders wel. Denk eens goed na, wie was er nog meer die jou gezien kan hebben?’
Ze keek hem verward aan.
‘Kom, Ellen, laat je hersens werken. Wie was er nog meer in de buurt?’
Ze schudde haar hoofd dat aanvoelde alsof er alleen maar een grote pluk watten in zat.
‘Je verlaat het kantoor. Je gaat naar buiten en trekt de deur achter je dicht. Wat zie je, wat hoor je? Denk, Ellen, denk!’ Hij pakte haar bij de schouders.
‘Ik hoor de hond. Hij springt naar de takken in de bomen die om de kerk heen staan. Hij springt en blaft omdat hij ze niet te pakken krijgt.’
‘Zie je de hond? Zijn baas?’
‘Ja, ik loop op de stoep en zij zijn aan de overkant.’
‘O.k., wie nog meer.’ Hij liet haar los. Ellen sloot haar ogen om beter te kunnen denken.
‘Een stel op de fiets. Een oudere man en vrouw. Ze wonen bij Saskia in de buurt, ik ken ze van gezicht. Ze groeten me. Oh, en verderop in de straat staat een vrouw haar ramen te lappen. Het is het vierde, nee misschien vijfde huis vanaf kantoor gerekend. Ze steekt even haar hand naar me op. Ze weet dat ik hier werk.’
Toen ze haar ogen opende was de man verdwenen. In de stilte hoorde ze een portier dichtslaan en een auto starten. Het deed er niet meer toe.
‘Hoe heb je zo stom kunnen zijn alleen naar Ouddorp te gaan? Hij had je wel ik weet niet wat kunnen aandoen!’ Saskia schudde haar hoofd toen Ellen haar uitgebreid verslag deed van de nachtelijke ontmoeting.
‘Ik moest wel alleen gaan, anders had hij helemaal niets losgelaten. Maar door hem heb ik wel een beter beeld gekregen van de mensen die me zeker gezien hebben.’
‘Als ze zich nog herinneren dat ze je inderdaad vorige week donderdagmiddag rond dat tijdstip ergens anders hebben gezien dan op kantoor. Enfin, we zullen ze in elk geval opzoeken en ondervragen. Kom, vertel nog eens exact wat er die middag gebeurd is.’
‘Voor de zoveelste keer? Ik heb het al zo vaak verteld, Sas! Ik ben het spuugzat!’
‘Het is voor je eigen bestwil. Ik weet zeker dat we iets over het hoofd gezien hebben. Toe, Ellen, nog één keer!’
En zo vertelde Ellen opnieuw over de man van de bank, het in ontvangst nemen van de papieren, het afscheid van Chantal. De zonnebril, de rit naar huis en daarna naar het terras.
‘Hoe was Chantal die middag? Je zei dat ze pas laat reageerde op jouw groet.’
‘Ze was verdiept in de papieren die de bank had gebracht. Ze mompelde er iets over.’
Saskia’s hand schoot uit en pakte die van Ellen. ‘Wat zei ze precies? Haar exacte woorden?’
‘Ze zei dat er iets niet klopte.’ Dat was het, die opmerking had zich vanaf het begin in Saskia’s brein vastgezet.
‘Wat klopte er niet?’
‘Ik zou het niet weten. Het waren facturen van De Haan Handelsmij. Niets bijzonders.’
‘Meneer Schaap van de bank heeft verklaard dat het nogal hoge facturen waren en dat hij ze daarom persoonlijk langs bracht.’
‘Hoog? ’t Is maar wat je hoog noemt. Onze rekeningen komen nooit boven de vijftienduizend Euro.’
‘Je vergist je, Ellen, ik weet zeker dat die Schaap het over veel hogere bedragen had. Ze liepen in de tonnen.’ Ellen hapte naar adem.
‘Tonnen? Nee, echt niet. Ik deed de boekingen, dus ik weet heus wel dat we nooit facturen hebben gehad die boven de vijftien, nou, oké dan, boven de twintigduizend Euro uitkwamen. Die Schaap heeft zich flink verkeken.’
‘Hij was heel stellig. En het is wel iemand die de hele dag met cijfers werkt. Hij heeft verklaard dat Harald altijd zijn boekhouding op orde had en dat het om grote bedragen ging. Hij kreeg dan ook een flink krediet van de bank, omdat de onderneming zo goed draaide.’
‘Ik ga straks naar kantoor en dan zal ik Schaap wel eens even bellen. Hij vergist zich. ‘
Ze was alleen op kantoor. Met Harald had Ellen alleen nog maar telefonisch contact. Hij had duidelijk laten doorschemeren dat hij Ellen enkel tolereerde omdat ze de nodige kennis had van alles wat er in de onderneming omging. Hij kon niet verbergen dat hij haar op zijn minst verdacht van betrokkenheid bij de dood van zijn zusje. Ze werd nog net niet rechtstreeks door hem beschuldigd.
Terwijl het koffiezetapparaat pruttelde, haalde ze de facturenmappen tevoorschijn en bladerde er doorheen, op zoek naar missende rekeningen. Alles leek prima op orde te zijn. Wat kon Chantal bedoeld hebben toen ze zei dat er iets niet klopte? Had het wel met de facturen te maken gehad of was ze al met een andere klus bezig geweest? Ellen wist dat er geen losse blaadjes hadden gelegen toen Chantal gevonden was, dat had Mary, de werkster, stellig verklaard. Ze schonk een mok koffie in en reikte naar de telefoon om de bank te bellen.
‘De heer Schaap graag.’ Haar mobieltje liet ondertussen een vrolijk deuntje horen en vanuit haar ooghoek zag ze het nummer van Saskia in het display verschijnen.
‘En u bent ….?’
‘Ellen Verweij van De Haan Handelsmaatschappij.’ Vlak voordat ze in de wacht werd gezet hoorde ze de telefoniste zeggen dat het die vrouw van die moord was. De omschrijving deed haar huiveren.
‘Schaap.’
‘Met Ellen Verweij, meneer Schaap. Ik bel even om te vragen of u nog weet welke documenten u heeft afgegeven vorige week donderdag.’
‘De politie was net hier, juffrouw Verweij. Alweer.’ De stem aan de andere kant van de lijn was een en al afkeuring. ‘Ik heb hen opnieuw alles verteld wat ik wist. Het waren facturen.’
‘Maar wat voor facturen, meneer Schaap? Onze originele exemplaren worden doorgaans in de kantoorkluis bewaard.’
‘De heer De Haan nam altijd een mapje mee als we een bespreking hadden. Zo ook de laatste keer, juffrouw Verweij. Vraagt u het Harald maar.’
Ze liet bewust een stilte vallen, zodat Bernard Schaap zich hopelijk genoodzaakt zou voelen te reageren. Het vrolijke muziekje van haar GSM probeerde opnieuw haar aandacht te trekken.
‘Het waren drie facturen, voor een totaalbedrag van een half miljoen.’
‘Die bedragen werden toch niet op onze rekening bij u gestort?’ Ellen was trots op zichzelf omdat ze zo helder van geest bleef, terwijl ze zich intussen afvroeg wat er nu eigenlijk aan de hand was. Dit waren absoluut geen normale facturen geweest.
‘Nee, bij de ABN AMRO. Dat vond Harald een betere constructie. Dat was voor ons geen enkel probleem, natuurlijk. Zolang hij ons de facturen maar kon laten zien. We hebben het in het begin uiteraard wel geverifieerd, maar dat liep zo goed dat we het verder niet meer hoefden na te trekken. Een prima zakenman, Harald de Haan.’
‘Fijn dat u zoveel vertrouwen heeft, meneer Schaap.’
‘Ik weet zeker dat alles in orde is, juffrouw Verweij.’
‘Zeker weten, meneer Schaap?’
‘Momentje.’
Ze kon horen dat hij een gesprek op een ander toestel begon te voeren.
‘Rob? Met Bernard. Zeg, even een vraagje. Harald de Haan, is toch cliënt bij jullie? Juist. Hij heeft een klein krediet aangevraagd bij ons, niet echt noemenswaardig natuurlijk, maar daarvoor heeft hij de facturen overlegd die via jullie bank lopen. Hoeveel? Nou, echt klein, hoor. Met die omzet van hem zit het allemaal wel snor. Wat? Maar die betalingen gaan toch via jullie? Oh, alleen nog een privérekening. Laag saldo. Ik begrijp het. Nee, nee, ik zal me wel vergist hebben.’
Er klonk een diepe zucht, waarna het gesprek verderging.
‘Wat? De politie? Saskia de Boer heeft jou net gebeld? Dezelfde vraag? Nee, hoor, het was vast een routinekwestie.’
Opnieuw een zucht en toen met gemaakt enthousiasme: ‘Ja, dat doen we, ik bel je binnenkort voor een afspraak.’ Het afbreken van het gesprek werd gevolgd door een harde klap aan de andere kant van de lijn. Het geluid overstemde bijna het kraken van de houten vloer achter Ellen. Ze verstijfde.
‘Juffrouw Verweij, we moeten praten.’ Het was het laatste wat Ellen de man van de bank hoorde zeggen. Een riem werd over haar hoofd gegooid en om haar nek aangetrokken.
Brigit en Saskia zaten op hun oude plekje op het terras aan de haven, want het was nog steeds zomers weer. Ze hadden een fles rosé besteld om het weekend in te luiden.
‘Zijn eigen zus. En alleen maar omdat ze had ontdekt dat hij de boel belazerde. Hoe laag kan iemand zinken.’ Brigit rilde, ondanks de warmte, en vervolgde: ‘Ik hoorde dat Harald bij kantoor gezien is toen Chantal vermoord werd. Klopt dat? En het was zo normaal dat hij daar rondliep, dat niemand het gemeld heeft?’ Saskia knikte bevestigend op beide vragen en sloot toen haar ogen. Brigit volgde haar voorbeeld. In stilte genoten ze van de zon op hun gezicht, tot er een schaduw over hen viel.
‘Ha, je bent er al!’ Met een brede glimlach verwelkomden Saskia en Brigit hun vriendin.
‘Geniet er nog maar even van, want maandag vertrek ik naar Brazilië.’
‘Je hoeft niet weg, dat weet je.’
‘Jawel, Sas, door jouw doortastende optreden toen je me niet te pakken kreeg, heb ik een tweede kans gekregen. In het weeshuis ben ik nuttiger dan hier, denk ik. Maar jullie moeten wel op bezoek komen, natuurlijk! ‘
En terwijl ze elkaar toedronken, voelde Ellen even aan haar hals waar de striem aan het verdwijnen was.