Rafael's opdracht © 2008 Christa Graafland
De vrouw keek geamuseerd naar het tafereel aan de bosrand, toen er met veel kabaal een trike op haar af reed. Pal voor haar stopte de bestuurder, een jonge man in een cargobroek en dito hemd, en stapte af. Hij groette de ander door middel van een tik tegen een denkbeeldige pet.
‘M’vrouw’, zei hij beleefd.
Ze liep op het voertuig af en bekeek het goed van alle kanten. ‘Ik zie dat de BEB een nieuw vervoermiddel ingezet heeft?!’
Ze had al eerder BE’ers op mountainbikes en skates gezien, maar een trike was nieuw voor haar. Toen wendde ze zich weer tot de jongeman. ‘Rafael, is het niet?’
‘Zegt u maar Raf, mevrouw, dat doet iedereen.’ Het was eruit voordat hij zich realiseerde dat hij het wèl tegen de baas had. Maar ze lachte vriendelijk tegen hem, zich bewust van de lichte mate van onrust die ze bij hem teweeg had gebracht door zo onverwacht op inspectie te komen. Ze wees naar het drietal waar ze eerder naar had staan kijken, een man en een vrouw die met een grote zwarte hond aan het spelen waren. ‘Ziet er goed uit.’
De jongeman, blij met het compliment, knikte enthousiast. ‘Ja, nu wel. Ze hebben het niet gemakkelijk gehad, ze dachten dat een hond alleen maar in een asiel zat als zijn baasje niet meer voor hem kon zorgen, maar Max was een beetje een probleemhond. Hij reageerde heel fel op fietsers en vrachtauto’s. Ik heb ze eerst zelf wat aan laten tobben, maar dat schoot niet echt op. Ik moest natuurlijk voorkómen dat Max voor de derde keer in het asiel terecht zou komen, want dat zou wel eens einde oefening kunnen betekenen.’
De vrouw knikte, ze wist maar al te goed wat er gebeurde met een onplaatsbaar dier.
‘Dus toen heb ik Toos op hun pad gebracht, die hun een paar trucjes leerde. Nou, samen met wat gezond verstand en een hond die langzamerhand begreep dat hij eindelijk een echt thuis had gevonden, is het zo allemaal toch nog op zijn pootjes terecht gekomen.’
De vrouw feliciteerde zichzelf stilletjes met haar idee Rafael op dit project te laten zetten, hij had het precies zo aangepakt als ze het graag zag. Bijsturen waar nodig, maar in principe het de mensen zelf laten uitzoeken. Zo had elke medewerker van de Brigade zijn of haar eigen kwaliteiten.
Naast hen werd een auto geparkeerd, de bestuurder stapte uit zonder aandacht aan hen te schenken en liet twee jack russels van de achterbank naar buiten springen.
‘Oh, oh’, zei Rafael.
De baasjes van Max hadden ze ook al gezien en lijnden de jonge rottweiler meteen aan.
‘Max heeft het niet zo op kleine witte hondjes’, zei Rafael. ‘Dat is het enige wat ik er nog niet uit heb kunnen krijgen.’
Hij deed het klinken als een licht verwijt richting zijn baas. Had zij daar niet wat aan kunnen doen?
‘Dat houdt ze scherp’, zei ze, ‘anders worden ze misschien te gemakkelijk en daar heeft Max ook niets aan’.
Tja, zo had hij het nog niet gezien. ‘Nou, m’vrouw, als u het goed vindt, ga ik maar weer eens, naar de volgende klus.’
‘Natuurlijk, Raf, hier ben je wel klaar mee.’
En God keek glimlachend toe hoe de beschermengel aan zijn denkbeeldige pet tikte, op zijn trike stapte en met veel kabaal vertrok naar zijn nieuwe opdracht.
‘M’vrouw’, zei hij beleefd.
Ze liep op het voertuig af en bekeek het goed van alle kanten. ‘Ik zie dat de BEB een nieuw vervoermiddel ingezet heeft?!’
Ze had al eerder BE’ers op mountainbikes en skates gezien, maar een trike was nieuw voor haar. Toen wendde ze zich weer tot de jongeman. ‘Rafael, is het niet?’
‘Zegt u maar Raf, mevrouw, dat doet iedereen.’ Het was eruit voordat hij zich realiseerde dat hij het wèl tegen de baas had. Maar ze lachte vriendelijk tegen hem, zich bewust van de lichte mate van onrust die ze bij hem teweeg had gebracht door zo onverwacht op inspectie te komen. Ze wees naar het drietal waar ze eerder naar had staan kijken, een man en een vrouw die met een grote zwarte hond aan het spelen waren. ‘Ziet er goed uit.’
De jongeman, blij met het compliment, knikte enthousiast. ‘Ja, nu wel. Ze hebben het niet gemakkelijk gehad, ze dachten dat een hond alleen maar in een asiel zat als zijn baasje niet meer voor hem kon zorgen, maar Max was een beetje een probleemhond. Hij reageerde heel fel op fietsers en vrachtauto’s. Ik heb ze eerst zelf wat aan laten tobben, maar dat schoot niet echt op. Ik moest natuurlijk voorkómen dat Max voor de derde keer in het asiel terecht zou komen, want dat zou wel eens einde oefening kunnen betekenen.’
De vrouw knikte, ze wist maar al te goed wat er gebeurde met een onplaatsbaar dier.
‘Dus toen heb ik Toos op hun pad gebracht, die hun een paar trucjes leerde. Nou, samen met wat gezond verstand en een hond die langzamerhand begreep dat hij eindelijk een echt thuis had gevonden, is het zo allemaal toch nog op zijn pootjes terecht gekomen.’
De vrouw feliciteerde zichzelf stilletjes met haar idee Rafael op dit project te laten zetten, hij had het precies zo aangepakt als ze het graag zag. Bijsturen waar nodig, maar in principe het de mensen zelf laten uitzoeken. Zo had elke medewerker van de Brigade zijn of haar eigen kwaliteiten.
Naast hen werd een auto geparkeerd, de bestuurder stapte uit zonder aandacht aan hen te schenken en liet twee jack russels van de achterbank naar buiten springen.
‘Oh, oh’, zei Rafael.
De baasjes van Max hadden ze ook al gezien en lijnden de jonge rottweiler meteen aan.
‘Max heeft het niet zo op kleine witte hondjes’, zei Rafael. ‘Dat is het enige wat ik er nog niet uit heb kunnen krijgen.’
Hij deed het klinken als een licht verwijt richting zijn baas. Had zij daar niet wat aan kunnen doen?
‘Dat houdt ze scherp’, zei ze, ‘anders worden ze misschien te gemakkelijk en daar heeft Max ook niets aan’.
Tja, zo had hij het nog niet gezien. ‘Nou, m’vrouw, als u het goed vindt, ga ik maar weer eens, naar de volgende klus.’
‘Natuurlijk, Raf, hier ben je wel klaar mee.’
En God keek glimlachend toe hoe de beschermengel aan zijn denkbeeldige pet tikte, op zijn trike stapte en met veel kabaal vertrok naar zijn nieuwe opdracht.