Zeegroen © 2009 Christa Graafland
Twee dames in een zeegroene Polo. Een zonnige dag, de weg voor hen is vrij. Ze zijn een dagje aan het toeren over de eilanden, lekker relaxed, heel wat anders dan de drukke nieuwbouwwijk in Barendrecht waar ze vandaan komen. De vrouw achter het stuur is vol aandacht voor de omgeving en wijst haar bijrijdster op de pracht en praal van de natuur.
‘Kijk, Margje, het fluitenkruid bloeit! En zie je daar die reiger aan de waterkant? Dat zie je bij ons toch bijna niet meer!’ Margje kijkt enthousiast links en rechts op aanwijzingen van haar vriendin Lucy. Och, wat is dit genieten! Ze verschikt wat aan haar bloes zodat de autogordel niet teveel kreuken maakt in de vanochtend nog gestreken stof. Ze heeft haar nieuwe rok aangetrokken voor dit dagje uit, alleen jammer dat het Lucy niet is opgevallen. Ze zal haar vriendin er straks nog wel even op attenderen.
‘Wat zullen we doen? Rechtstreeks naar Zierikzee rijden of gaan we er op de Grevelingendam nog even af?’ Margje trekt een nadenkend gezicht. Ze vindt het wel leuk om te gaan winkelen in het genoeglijke Zeeuwse plaatsje, maar omdat ze al bijtijds zijn vertrokken hebben ze voldoende tijd om nog andere dingen te doen. He, een lichtflits. Even terug meende ze er ook al een gezien te hebben. Ze kijkt naar de lucht maar die is helder.
‘Zag je dat? Die flits?’ Ze ziet Lucy verschrikt op haar kilometerteller kijken. Och heden, die denkt natuurlijk eerder aan een snelheidscamera dan aan onweer. Ze kijkt even mee op de teller. Nee, die geeft vijfenzestig aan, dat is in elk geval niet te hard, want je mag hier 100. Weer een flits. Ze ziet hem in de buitenspiegel. Raar, hoor. Misschien zit er iemand achter hen te spelen met de autoverlichting.
Ze kijkt even opzij als Lucy haar wijst op het golvende water aan haar linkerkant. Ze kan soms best jaloers zijn op haar vriendin, die werkelijk alles heeft waar zij, Margje, alleen maar van kan dromen. Een mooi huis, een man die niet teveel eisen stelt, een eigen auto. Houd op, roept ze zichzelf tot de orde, terwijl ze denkbeeldig haar grijsgekrulde hoofd schudt.
Achter hen klinkt lawaai, alsof een medeweggebruiker toetert naar een bekende. Nieuwsgierig kijkt Margje om zich heen. Er is geen tegenligger te ontwaren. Nog meer getoeter, hè wat een herrie! En dat op zo’n mooie zomerse dag!
‘Zullen we hier even afslaan?’
‘Prima. Dan trakteer ik op een visje.’ Margje vindt dat ze iets terug moet doen voor het ritje met Lucy’s auto. Lekker een portie kibbeling op de kade van Bruinisse.
‘Eerst even bij het water kijken’, beslist Lucy voor hen beiden en zet resoluut haar richtingaanwijzer uit. Als ze afslaan haalt hen rechts een vrachtauto in. De chauffeur ervan hangt langdurig op zijn claxon. Margje zwaait enthousiast naar hem.
Vriendelijke man.
‘Kijk, Margje, het fluitenkruid bloeit! En zie je daar die reiger aan de waterkant? Dat zie je bij ons toch bijna niet meer!’ Margje kijkt enthousiast links en rechts op aanwijzingen van haar vriendin Lucy. Och, wat is dit genieten! Ze verschikt wat aan haar bloes zodat de autogordel niet teveel kreuken maakt in de vanochtend nog gestreken stof. Ze heeft haar nieuwe rok aangetrokken voor dit dagje uit, alleen jammer dat het Lucy niet is opgevallen. Ze zal haar vriendin er straks nog wel even op attenderen.
‘Wat zullen we doen? Rechtstreeks naar Zierikzee rijden of gaan we er op de Grevelingendam nog even af?’ Margje trekt een nadenkend gezicht. Ze vindt het wel leuk om te gaan winkelen in het genoeglijke Zeeuwse plaatsje, maar omdat ze al bijtijds zijn vertrokken hebben ze voldoende tijd om nog andere dingen te doen. He, een lichtflits. Even terug meende ze er ook al een gezien te hebben. Ze kijkt naar de lucht maar die is helder.
‘Zag je dat? Die flits?’ Ze ziet Lucy verschrikt op haar kilometerteller kijken. Och heden, die denkt natuurlijk eerder aan een snelheidscamera dan aan onweer. Ze kijkt even mee op de teller. Nee, die geeft vijfenzestig aan, dat is in elk geval niet te hard, want je mag hier 100. Weer een flits. Ze ziet hem in de buitenspiegel. Raar, hoor. Misschien zit er iemand achter hen te spelen met de autoverlichting.
Ze kijkt even opzij als Lucy haar wijst op het golvende water aan haar linkerkant. Ze kan soms best jaloers zijn op haar vriendin, die werkelijk alles heeft waar zij, Margje, alleen maar van kan dromen. Een mooi huis, een man die niet teveel eisen stelt, een eigen auto. Houd op, roept ze zichzelf tot de orde, terwijl ze denkbeeldig haar grijsgekrulde hoofd schudt.
Achter hen klinkt lawaai, alsof een medeweggebruiker toetert naar een bekende. Nieuwsgierig kijkt Margje om zich heen. Er is geen tegenligger te ontwaren. Nog meer getoeter, hè wat een herrie! En dat op zo’n mooie zomerse dag!
‘Zullen we hier even afslaan?’
‘Prima. Dan trakteer ik op een visje.’ Margje vindt dat ze iets terug moet doen voor het ritje met Lucy’s auto. Lekker een portie kibbeling op de kade van Bruinisse.
‘Eerst even bij het water kijken’, beslist Lucy voor hen beiden en zet resoluut haar richtingaanwijzer uit. Als ze afslaan haalt hen rechts een vrachtauto in. De chauffeur ervan hangt langdurig op zijn claxon. Margje zwaait enthousiast naar hem.
Vriendelijke man.