Beeldspraak © 2009 Christa Graafland
Als ik wakker word, zit
Zara al op de rand van mijn bed. Ze heeft het gordijn wat opengetrokken
waardoor de vroege zonnestralen op haar lange blonde haren dansen. Haar gulle
mond vormt een brede lach als ze mijn slaperige gezicht bekijkt.
‘Kom luilak, het is een stralende dag!’ Ze strekt haar hand naar me uit en doet een aanval op mijn warrige haardos. Ik moet een snoekduik maken om haar te ontwijken en trek een boos gezicht, wat haar doet gillen van de lach.
‘Houd op’, sis ik, ‘ik moet nog wakker worden’. Ze trekt mijn dekbed weg, gooit het over zich heen en begint heen en weer te wiegen. Onder het dikke dek hoor ik haar zachtjes neuriën. Het is een liedje uit onze jeugd, maar anders dan zij was ik het al lang vergeten. Ik til het dekbed op en bekijk haar aandachtig. Ze kijkt net zo intens naar mij.
‘Wat zie je als je naar me kijkt?’ vraag ik haar.
‘Een mooie jonge vrouw met een open vizier. Een sterke vrouw. Heldere blauwe ogen. Lang blond haar. Een goed geproportioneerd lijf.’
Ik voel me gevleid totdat ze eraan toevoegt: ‘Met een neiging tot dik worden.’ Ik gooi het dekbed terug over haar heen, terwijl zij het opnieuw uitgiert. Ik hoor nog een verstikt ‘En ijdel is ze ook!’, voordat ik haar omvergooi en door de kamer rol.
Een klop op de deur.
‘Annet, ben je wakker?’ Mijn moeder is bezorgd dat ik me vandaag, juist vandaag, zal verslapen. Ik weet zeker dat ze al uren op is, de wacht houdend bij mijn bruidsjurk. Ze is als de dood dat er iets mee gebeurt. Ik roep dat ik inderdaad al wakker ben en zo zal opstaan. Zara wurmt zich onder het dekbed vandaan en trekt een gezicht als mijn moeder het voor de zoveelste keer over de mooiste dag van mijn leven heeft.
‘Toe, Zara, ze bedoelt het goed.’ Ik schiet in de lach als ik haar mijn moeder zie nadoen. Zara is mijn evenbeeld, maar kritischer en assertiever dan ik.
‘De mooiste dag van je leven en dat op je vierentwintigste. Kom nou, Annet, laat je nakijken. Er staat jou nog heel wat moois te wachten, je leven lang.’ Ze staat voor me en neemt mijn gezicht in haar handen. Ik probeer weg te kijken van haar blauwe ogen die me indringend aankijken, maar ze staat het niet toe. Haar ogen volgen mijn ogen en de mijne volgen de hare.
‘Doe ik hier goed aan? Zullen Simon en ik elkaar gelukkig maken? Ik heb soms grote twijfels. Niet aan hem, maar aan mezelf.’
‘Ik weet het, Annet, want ik ken je beter dan wie ook. Maar je hebt geen reden tot bezorgdheid.’
‘Maar als jij mij was, wat zou je dan doen? Zou je je halsoverkop in het huwelijk storten? Alles aan de kant zetten voor die ene? Voor Simon?’
‘Ik ben jou niet, jij bent mij niet. Niet echt, tenminste. Nou ja, niet helemaal. Voor Simon zou ik het niet over hebben, want hij en ik passen niet bij elkaar. Maar voor de ware zou ik alles opgeven.’
‘Dus jij vindt Simon niks voor mij.’
‘Dat hoor je mij niet zeggen. Ik denk dat jullie elkaar prima aanvullen en dat hij voor jou de prins op het witte paard is.’
‘Voor jou dus niet.’
‘Nee, voor mij is hij meer de schildknaap op een ezel. Sorry. Dat is niet aardig. Maar dat ben ik ook niet. Niet altijd, tenminste. Hè, toe nou, Annet, onze standpunten lopen toch wel vaker uiteen? Mooie boel zou dat zijn, als je andere ik altijd hetzelfde vond en dacht als jij!’
Kennelijk kijk ik niet overtuigd, want ze pakt mijn handen vast, haalt diep adem en laat een flinke dosis van haar zelfvertrouwen in mij overgaan.
Twee uur later ben ik de bruid zoals mijn moeder haar graag ziet. Tip top opgemaakt, gekapt en gekleed. Het is bijna zover, Simon kan elk moment voor komen rijden om me officieel tot zijn vrouw te maken. Ik ga nog even naar boven, voor de laatste keer als ongetrouwde dochter mijn meisjeskamer bekijken. Ik raak alles aan. Het bed waarin ik droomde van mijn prins, het bureau waaraan ik gedichten schreef en mijn huiswerk maakte. De leunstoel waarin ik urenlang met Zara praatte, die meestal lui over de zitzak hing. De posters van reeds lang vergeten popsterren sieren de muren en in een hoek van de kamer hangt nog een heuse discolamp.
Zara staat tegen de vensterbank geleund.
‘Zo, Annet Zeegers, dit is een mooi moment. De overstap van jongedame naar volwassen vrouw. Geniet ervan, meisje.’ Ze blaast een luchtkus mijn kant op. Net als vroeger vang ik hem in twee knuisten, geef er een luidruchtige zoen op en laat hem terugvliegen. We lachen toegeeflijk.
Dan beginnen we tegelijk te praten. Over hoe we elkaar hebben gepest, voordat we wisten hoe we elkaar konden aanvullen. Van elkaar konden leren. Dat we elkaar soms niet konden luchten of zien, als de een de ander weer eens dwars zat.
‘Weet je nog, dat je eerst niet wist hoe je me moest noemen? Je had het maar steeds over ‘Hé, jij daar!’.
Ik val even stil, dat was ik helemaal vergeten. ‘Ik heb nooit gevraagd of je blij was met je naam, Zara. Het leek zo logisch, ik met initialen AZ dus jij het omgekeerde.’
‘Het is prima, Annet, ik heet graag Zara Anderik. Beter dan “Hé, jij daar!”.’ We proesten het uit. Van beneden klinkt de deurbel. Mijn moeder roept zenuwachtig dat Simon voor de deur staat.
Zara en ik omarmen elkaar en dan moet ik echt gaan. Ze geeft me drie van de vier traditionele bruidsattributen mee: something old, de herinneringen aan vroeger; something new, een heleboel zelfvertrouwen, en something borrowed: haar vriendschap. En dan neem ik, een beetje melancholiek, afscheid van mijn jeugd: a little blue.
‘Kom luilak, het is een stralende dag!’ Ze strekt haar hand naar me uit en doet een aanval op mijn warrige haardos. Ik moet een snoekduik maken om haar te ontwijken en trek een boos gezicht, wat haar doet gillen van de lach.
‘Houd op’, sis ik, ‘ik moet nog wakker worden’. Ze trekt mijn dekbed weg, gooit het over zich heen en begint heen en weer te wiegen. Onder het dikke dek hoor ik haar zachtjes neuriën. Het is een liedje uit onze jeugd, maar anders dan zij was ik het al lang vergeten. Ik til het dekbed op en bekijk haar aandachtig. Ze kijkt net zo intens naar mij.
‘Wat zie je als je naar me kijkt?’ vraag ik haar.
‘Een mooie jonge vrouw met een open vizier. Een sterke vrouw. Heldere blauwe ogen. Lang blond haar. Een goed geproportioneerd lijf.’
Ik voel me gevleid totdat ze eraan toevoegt: ‘Met een neiging tot dik worden.’ Ik gooi het dekbed terug over haar heen, terwijl zij het opnieuw uitgiert. Ik hoor nog een verstikt ‘En ijdel is ze ook!’, voordat ik haar omvergooi en door de kamer rol.
Een klop op de deur.
‘Annet, ben je wakker?’ Mijn moeder is bezorgd dat ik me vandaag, juist vandaag, zal verslapen. Ik weet zeker dat ze al uren op is, de wacht houdend bij mijn bruidsjurk. Ze is als de dood dat er iets mee gebeurt. Ik roep dat ik inderdaad al wakker ben en zo zal opstaan. Zara wurmt zich onder het dekbed vandaan en trekt een gezicht als mijn moeder het voor de zoveelste keer over de mooiste dag van mijn leven heeft.
‘Toe, Zara, ze bedoelt het goed.’ Ik schiet in de lach als ik haar mijn moeder zie nadoen. Zara is mijn evenbeeld, maar kritischer en assertiever dan ik.
‘De mooiste dag van je leven en dat op je vierentwintigste. Kom nou, Annet, laat je nakijken. Er staat jou nog heel wat moois te wachten, je leven lang.’ Ze staat voor me en neemt mijn gezicht in haar handen. Ik probeer weg te kijken van haar blauwe ogen die me indringend aankijken, maar ze staat het niet toe. Haar ogen volgen mijn ogen en de mijne volgen de hare.
‘Doe ik hier goed aan? Zullen Simon en ik elkaar gelukkig maken? Ik heb soms grote twijfels. Niet aan hem, maar aan mezelf.’
‘Ik weet het, Annet, want ik ken je beter dan wie ook. Maar je hebt geen reden tot bezorgdheid.’
‘Maar als jij mij was, wat zou je dan doen? Zou je je halsoverkop in het huwelijk storten? Alles aan de kant zetten voor die ene? Voor Simon?’
‘Ik ben jou niet, jij bent mij niet. Niet echt, tenminste. Nou ja, niet helemaal. Voor Simon zou ik het niet over hebben, want hij en ik passen niet bij elkaar. Maar voor de ware zou ik alles opgeven.’
‘Dus jij vindt Simon niks voor mij.’
‘Dat hoor je mij niet zeggen. Ik denk dat jullie elkaar prima aanvullen en dat hij voor jou de prins op het witte paard is.’
‘Voor jou dus niet.’
‘Nee, voor mij is hij meer de schildknaap op een ezel. Sorry. Dat is niet aardig. Maar dat ben ik ook niet. Niet altijd, tenminste. Hè, toe nou, Annet, onze standpunten lopen toch wel vaker uiteen? Mooie boel zou dat zijn, als je andere ik altijd hetzelfde vond en dacht als jij!’
Kennelijk kijk ik niet overtuigd, want ze pakt mijn handen vast, haalt diep adem en laat een flinke dosis van haar zelfvertrouwen in mij overgaan.
Twee uur later ben ik de bruid zoals mijn moeder haar graag ziet. Tip top opgemaakt, gekapt en gekleed. Het is bijna zover, Simon kan elk moment voor komen rijden om me officieel tot zijn vrouw te maken. Ik ga nog even naar boven, voor de laatste keer als ongetrouwde dochter mijn meisjeskamer bekijken. Ik raak alles aan. Het bed waarin ik droomde van mijn prins, het bureau waaraan ik gedichten schreef en mijn huiswerk maakte. De leunstoel waarin ik urenlang met Zara praatte, die meestal lui over de zitzak hing. De posters van reeds lang vergeten popsterren sieren de muren en in een hoek van de kamer hangt nog een heuse discolamp.
Zara staat tegen de vensterbank geleund.
‘Zo, Annet Zeegers, dit is een mooi moment. De overstap van jongedame naar volwassen vrouw. Geniet ervan, meisje.’ Ze blaast een luchtkus mijn kant op. Net als vroeger vang ik hem in twee knuisten, geef er een luidruchtige zoen op en laat hem terugvliegen. We lachen toegeeflijk.
Dan beginnen we tegelijk te praten. Over hoe we elkaar hebben gepest, voordat we wisten hoe we elkaar konden aanvullen. Van elkaar konden leren. Dat we elkaar soms niet konden luchten of zien, als de een de ander weer eens dwars zat.
‘Weet je nog, dat je eerst niet wist hoe je me moest noemen? Je had het maar steeds over ‘Hé, jij daar!’.
Ik val even stil, dat was ik helemaal vergeten. ‘Ik heb nooit gevraagd of je blij was met je naam, Zara. Het leek zo logisch, ik met initialen AZ dus jij het omgekeerde.’
‘Het is prima, Annet, ik heet graag Zara Anderik. Beter dan “Hé, jij daar!”.’ We proesten het uit. Van beneden klinkt de deurbel. Mijn moeder roept zenuwachtig dat Simon voor de deur staat.
Zara en ik omarmen elkaar en dan moet ik echt gaan. Ze geeft me drie van de vier traditionele bruidsattributen mee: something old, de herinneringen aan vroeger; something new, een heleboel zelfvertrouwen, en something borrowed: haar vriendschap. En dan neem ik, een beetje melancholiek, afscheid van mijn jeugd: a little blue.