Barcelona © 2008 Christa Graafland
Elk jaar kom ik wel een keer in Barcelona. Bruisende stad, mooie architectuur, aardige mensen, lekker eten. Ik slenter dan over de Ramblas met zijn bonte mengeling van bezoekers, geniet van het uitzicht vanuit de kabelbaan naar het Parc de Montjuic en bewonder steeds opnieuw de pareltjes aan de Passeig de Gràcia.
Het was daar dat ik het zwervertje terugzag, hoewel ik hem eerst bijna niet herkende. Hij was in het gezelschap van twee donkere jongemannen die hem beschermend tussen hen in lieten lopen. Alle drie droegen ze een bundel in een lap stof geknoopt over hun schouder. Op het trottoir tegenover het beroemde Casa Batlló stalden ze hun goederen elk op hun eigen doek uit en begonnen meteen hun koopwaar aan de stroom toeristen aan te prijzen.
Ik stond het allemaal geamuseerd te bekijken, toen er naast me een oude man kwam staan, leunend op een wandelstok.
‘Spreekt u Spaans?’ vroeg hij.
Ik beaamde dat ik de taal een beetje beheerste.
‘Ik kom regelmatig even kijken hoe de jongen het maakt’, zei hij langzaam en duidelijk zodat ik het goed kon volgen. ‘Af en toe stop ik hem wat geld toe of koop ik een paar nieuwe schoenen voor hem. Hij is lange tijd alleen geweest en ik had hem graag in mijn huis willen opnemen, maar hij is teveel gewend geraakt aan de straat om lang binnen te blijven. Nu heeft hij vrienden die voor hem zorgen.’
Hij wees naar de twee jongemannen die om het knulletje rondhingen.
Vorig jaar had ik het jochie ook gezien, toen hij de afvalbakken bij de McDonald’s nazocht op iets eetbaars. Ik had hem toen wat geld gegeven voor een broodje en wat te drinken en hem gevraagd of hij geen huis had om naar toe te gaan. De jongen had zonder op mijn vraag te antwoorden het geld aangepakt, hard ‘Gracias, señor!’ geroepen en was er vandoor gerend.
Terwijl we samen naar het trio straatverkopers stonden te kijken, kwamen er op honderd meter afstand twee politieagenten aan lopen. De drie pakten acuut de vier punten van hun lap bij elkaar, gooiden deze met koopwaar en al over hun schouder en in een flits verdwenen ze in de menigte. Weg waren ze, opgegaan in de massa.
Het was daar dat ik het zwervertje terugzag, hoewel ik hem eerst bijna niet herkende. Hij was in het gezelschap van twee donkere jongemannen die hem beschermend tussen hen in lieten lopen. Alle drie droegen ze een bundel in een lap stof geknoopt over hun schouder. Op het trottoir tegenover het beroemde Casa Batlló stalden ze hun goederen elk op hun eigen doek uit en begonnen meteen hun koopwaar aan de stroom toeristen aan te prijzen.
Ik stond het allemaal geamuseerd te bekijken, toen er naast me een oude man kwam staan, leunend op een wandelstok.
‘Spreekt u Spaans?’ vroeg hij.
Ik beaamde dat ik de taal een beetje beheerste.
‘Ik kom regelmatig even kijken hoe de jongen het maakt’, zei hij langzaam en duidelijk zodat ik het goed kon volgen. ‘Af en toe stop ik hem wat geld toe of koop ik een paar nieuwe schoenen voor hem. Hij is lange tijd alleen geweest en ik had hem graag in mijn huis willen opnemen, maar hij is teveel gewend geraakt aan de straat om lang binnen te blijven. Nu heeft hij vrienden die voor hem zorgen.’
Hij wees naar de twee jongemannen die om het knulletje rondhingen.
Vorig jaar had ik het jochie ook gezien, toen hij de afvalbakken bij de McDonald’s nazocht op iets eetbaars. Ik had hem toen wat geld gegeven voor een broodje en wat te drinken en hem gevraagd of hij geen huis had om naar toe te gaan. De jongen had zonder op mijn vraag te antwoorden het geld aangepakt, hard ‘Gracias, señor!’ geroepen en was er vandoor gerend.
Terwijl we samen naar het trio straatverkopers stonden te kijken, kwamen er op honderd meter afstand twee politieagenten aan lopen. De drie pakten acuut de vier punten van hun lap bij elkaar, gooiden deze met koopwaar en al over hun schouder en in een flits verdwenen ze in de menigte. Weg waren ze, opgegaan in de massa.