Oh nee ..., oh ja!!! © 2010 Christa Graafland (huiswerkopdracht: schrijf twee verhalen waarin het zelfde verteld wordt, maar laat het een duister verlopen en het andere vrolijk)
Oh, nee …
Hij was te voet onderweg, gehoorgevend aan de oproep die hij eerder ontvangen had: 29 april, drie uur, De Burcht. Zorg dat je op tijd bent. B. Typisch B. om niet meer dan een cryptische boodschap achter te laten. Job had vrij genomen van zijn werk, ook al wist hij niet waarom en waarbij hij geacht werd aanwezig te zijn. B. had wel vaker vreemde invallen en meestal deed Job maar gewoon wat er van hem verwacht werd.
Naarmate hij dichter bij het centrum van de stad kwam, werd het drukker op straat. Hij hoorde een gegons van stemmen om zich heen, maar in zijn haast om op tijd te zijn zag hij niet dat sommige mensen gauw voor hem wegdoken. Anderen bleven abrupt staan als hij langs kwam, stootten elkaar aan en wezen sluiks naar hem.
‘Dat is ‘m toch?’, fluisterde de een achter zijn hand, acuut zwetend uit al zijn poriën.
‘Ja, hij is het’, smiespelde de ander, heel zachtjes zodat Job het toch maar vooral niet zou horen.
‘Denk je dat hij …?’
‘Het zou me verbazen als hij niet ….’ De veronderstelling ging gepaard met een huivering.
Daar kwam De Burcht al in zicht, het goedbewaarde zestiende-eeuwse kasteel, dat voor diverse doeleinden gebruikt werd. Op het plein ervoor had zich een onrustige menigte verzameld, waarboven de stank van angst zich vermengde met die van gespannen afwachting.
Terwijl Job langzamer begon te lopen, in de mensenzee zoekend naar B., verstomde het rumoer. Iemand trok zijn bovenarm met zo’n ruk naar achteren dat hij om zijn as draaide. Hij herkende de ander meteen, het was B.
‘Hallo, wat gaan we doen?’
‘Je moet even mee komen. Niks bijzonders, we zijn zo weer weg.’ Job werd gauw meegetrokken, weg van de mensen, naar de zijingang van het monumentale pand.
Op het plein hield men collectief de adem in.
Oh, ja!!!
Hij was te voet onderweg, gehoorgevend aan de oproep die hij weken geleden ontvangen had: 29 april, drie uur, De Burcht. Zorg dat je op tijd bent. B. Typisch Bart om niet meer dan een cryptische boodschap achter te laten. Job had speciaal vrij genomen van zijn werk en voor de gelegenheid zijn tanden een keer extra gepoetst, ook al wist hij niet waarom en waarbij hij geacht werd aanwezig te zijn. Bart had wel vaker vreemde invallen en meestal gaf Job hem zonder meer het voordeel van de twijfel.
Naarmate hij dichter bij het centrum van de stad kwam, werd het drukker op straat. Hij hoorde een gegons van stemmen om zich heen, maar in zijn haast om op tijd te zijn zag hij niet dat sommige mensen respectvol voor hem aan de kant gingen. Anderen bleven abrupt staan als hij langs kwam, stootten elkaar aan en wezen enthousiast naar hem.
‘Dat is ‘m toch?’, fluisterde de een eerbiedig achter zijn hand.
‘Ja, hij is het’, antwoordde de ander, heel zachtjes zodat Job het net niet kon horen.
‘Denk je dat hij …?’
‘Het zou me verbazen als hij niet ….’ De veronderstelling ging gepaard met een dikke knipoog.
Daar kwam De Burcht al in zicht, het goedbewaarde zestiende-eeuwse kasteel, dat voor diverse doeleinden gebruikt werd. Op het plein ervoor had zich een uitgelaten menigte verzameld, waarboven de lucht zinderde van opwinding.
Terwijl Job langzamer begon te lopen, in de mensenzee zoekend naar Bart, nam het rumoer om hem heen af. Hij voelde dat iemand aan zijn bovenarm trok en draaide zich om. Gelukkig, het was Bart.
‘Hallo, wat gaan we doen?’
‘Je moet even mee komen. Niks bijzonders, we zijn zo weer weg.’ Job werd gauw meegetrokken, weg van de mensen, naar de zijingang van het monumentale pand.
Op het plein bleef men verwachtingsvol achter.
Hij was te voet onderweg, gehoorgevend aan de oproep die hij eerder ontvangen had: 29 april, drie uur, De Burcht. Zorg dat je op tijd bent. B. Typisch B. om niet meer dan een cryptische boodschap achter te laten. Job had vrij genomen van zijn werk, ook al wist hij niet waarom en waarbij hij geacht werd aanwezig te zijn. B. had wel vaker vreemde invallen en meestal deed Job maar gewoon wat er van hem verwacht werd.
Naarmate hij dichter bij het centrum van de stad kwam, werd het drukker op straat. Hij hoorde een gegons van stemmen om zich heen, maar in zijn haast om op tijd te zijn zag hij niet dat sommige mensen gauw voor hem wegdoken. Anderen bleven abrupt staan als hij langs kwam, stootten elkaar aan en wezen sluiks naar hem.
‘Dat is ‘m toch?’, fluisterde de een achter zijn hand, acuut zwetend uit al zijn poriën.
‘Ja, hij is het’, smiespelde de ander, heel zachtjes zodat Job het toch maar vooral niet zou horen.
‘Denk je dat hij …?’
‘Het zou me verbazen als hij niet ….’ De veronderstelling ging gepaard met een huivering.
Daar kwam De Burcht al in zicht, het goedbewaarde zestiende-eeuwse kasteel, dat voor diverse doeleinden gebruikt werd. Op het plein ervoor had zich een onrustige menigte verzameld, waarboven de stank van angst zich vermengde met die van gespannen afwachting.
Terwijl Job langzamer begon te lopen, in de mensenzee zoekend naar B., verstomde het rumoer. Iemand trok zijn bovenarm met zo’n ruk naar achteren dat hij om zijn as draaide. Hij herkende de ander meteen, het was B.
‘Hallo, wat gaan we doen?’
‘Je moet even mee komen. Niks bijzonders, we zijn zo weer weg.’ Job werd gauw meegetrokken, weg van de mensen, naar de zijingang van het monumentale pand.
Op het plein hield men collectief de adem in.
Oh, ja!!!
Hij was te voet onderweg, gehoorgevend aan de oproep die hij weken geleden ontvangen had: 29 april, drie uur, De Burcht. Zorg dat je op tijd bent. B. Typisch Bart om niet meer dan een cryptische boodschap achter te laten. Job had speciaal vrij genomen van zijn werk en voor de gelegenheid zijn tanden een keer extra gepoetst, ook al wist hij niet waarom en waarbij hij geacht werd aanwezig te zijn. Bart had wel vaker vreemde invallen en meestal gaf Job hem zonder meer het voordeel van de twijfel.
Naarmate hij dichter bij het centrum van de stad kwam, werd het drukker op straat. Hij hoorde een gegons van stemmen om zich heen, maar in zijn haast om op tijd te zijn zag hij niet dat sommige mensen respectvol voor hem aan de kant gingen. Anderen bleven abrupt staan als hij langs kwam, stootten elkaar aan en wezen enthousiast naar hem.
‘Dat is ‘m toch?’, fluisterde de een eerbiedig achter zijn hand.
‘Ja, hij is het’, antwoordde de ander, heel zachtjes zodat Job het net niet kon horen.
‘Denk je dat hij …?’
‘Het zou me verbazen als hij niet ….’ De veronderstelling ging gepaard met een dikke knipoog.
Daar kwam De Burcht al in zicht, het goedbewaarde zestiende-eeuwse kasteel, dat voor diverse doeleinden gebruikt werd. Op het plein ervoor had zich een uitgelaten menigte verzameld, waarboven de lucht zinderde van opwinding.
Terwijl Job langzamer begon te lopen, in de mensenzee zoekend naar Bart, nam het rumoer om hem heen af. Hij voelde dat iemand aan zijn bovenarm trok en draaide zich om. Gelukkig, het was Bart.
‘Hallo, wat gaan we doen?’
‘Je moet even mee komen. Niks bijzonders, we zijn zo weer weg.’ Job werd gauw meegetrokken, weg van de mensen, naar de zijingang van het monumentale pand.
Op het plein bleef men verwachtingsvol achter.