Snijbonenmolen © 2009 Christa Graafland (huiswerkopdracht: zelfde verhaal vanuit twee verschillende personages verteld)
Susan
Ze geeft een klopje op de openstaande achterdeur, wacht op de uitnodiging om binnen te komen en loopt dan de bijkeuken van de buren in.
‘Dag buurvrouw!’
‘Oh, hallo, Suus, jij bent het!’ De oudere vrouw knikt haar vriendelijk toe en schuift een keukenstoel in haar richting. ‘Ga zitten, wil je koffie?’
Susan Brecht knikt ten antwoord en laat zich dan voorzichtig zakken op de houten stoel die er minder robuust uitziet dan dat hij blijkt te zijn. Kranten liggen uitgespreid op tafel en aan een kant ligt een enorme berg lange groene bonen. Een antiek-aandoende snijbonenmolen staat stevig geklemd op de korte kant van het tafelblad met een afwasteiltje eronder waar nog wat restjes groente in te zien zijn.
‘Goh, gezellig, bonen afhalen en dan door de molen. Dat zie je eigenlijk niet meer tegenwoordig, ik koop ze altijd gesneden en wel.’
Buurvrouw zet een beker koffie voor het bezoek neer en gaat weer zitten. Haar handen gaan automatisch verder met het werk waarbij Susan haar stoorde. Ze pakt een bundeltje bonen en haalt met het schilmesje het topje van elk exemplaar. Soms komt er een draad mee. Daarna wordt het kontje eraf gesneden en als elke boon in haar hand bewerkt is, legt ze het bundeltje in een plastic beslagkom.
‘Heeft u nog een mesje? Dan help ik even. Of mag ik draaien?’ Susans ogen glinsteren. Als kind had ze nooit meer mogen draaien, nadat ze een keer een weerspannige boon met haar kleine wijsvinger had aangeduwd.
‘Het hoeft niet, hoor, Suus. Ik ben het wel gewend.’ Maar Susan is al opgestaan en stopt met haar ene hand bonen in de molen terwijl ze met haar andere hand de zwengel bedient. Ze glundert van plezier!
‘Vroeger deden we dit met het hele gezin. Alle kinderen rond de tafel, ieder een krant voor zich en dan bonen afhalen, pinda’s doppen of kersen eten. Mijn moeder vond het heerlijk, haar kroost zo om haar heen. Jongen of meisje, dat maakte niet uit, iedereen hielp mee. Die pinda’s waren eigenlijk het leukste, want daar mocht je meteen al wat van eten. De rest ging in een trommel en die kwam dan zaterdagavond weer te voorschijn. Een glas ranja erbij en dan was het net een echt feestje.’ Het is een gelukkige herinnering. ‘Oh en dan die kersen! Ik lustte ze niet, maar we mochten ze als oorbellen omhangen. Wat zal ik helemaal geweest zijn? Zes, zeven? Wat voelde ik me een dame!’
‘Kwam je zomaar even langs, Suus?’
Susan laat de zwengel los en gaat weer zitten. Waar kwam ze ook alweer voor? Oh ja, of buurvrouw morgenavond de kat eten wil geven, want Huib en zij zijn dan naar een bruiloft toe en ze zullen pas laat thuis zijn.
Rietje
Haar linkerhand pakt een bundeltje bonen en haar rechterhand snijdt er met een scherp mesje de boven- en onderkant van af. Van sommige bonen trekt ze een sliert mee. De bundeltjes die klaar zijn gooit ze in een beslagkom. Als de kom vol is staat ze op om de snijbonenmolen te bedienen. Met de ene hand duwt ze de bonen er van bovenaf in, de andere hand bedient de zwengel. Het apparaat is nog van haar moeder geweest, een erfstuk, zogezegd.
Ze hoort een klop op de keukendeur. Het is Suus, de jonge overbuurvrouw. Die komt natuurlijk vragen of ze iets voor haar wil doen. Ze vindt het gezellig als er iemand langs komt voor een bakje en een praatje, net zoals ze graag nodig is.
Rietje schenkt een beker koffie in voor het bezoek en gaat dan verder bonen afhalen. Suus wil helpen. Ach, dat is toch niet nodig. Ze doet het altijd alleen, is het niet anders gewend.
Van jongs af aan moesten zij en haar zus hun moeder helpen. Haar broers hadden hun eigen karweitjes, maar nooit in de keuken. Oh, nee, dat was het domein van de vrouwen. En later, toen ze getrouwd was met Harm, waren de rollen ook meteen verdeeld. Hij bracht het geld binnen, een bescheiden loon, waarvan zij een deel kreeg voor het huishouden. Vier zoons hebben ze gekregen en vanaf het begin was het duidelijk dat Harm niet zou dulden dat zijn zoons meidenwerk zouden doen. Dus heeft ze alles in de keuken altijd alleen gedaan.
Sinds hij met de VUT is houdt Harm er een groentetuin op na, waar hij veel energie in steekt. In het seizoen komt hij dagelijks met emmers vol verse groente thuis. Ze verwerkt alles stilzwijgend. Het komt niet in haar op om te zeggen dat ze liever de voorgesneden groente uit de supermarkt heeft, hoewel ze dat tegenwoordig best kunnen betalen.
Suus is intussen opgestaan en bedient de molen. Vroeger deed het gezin waar ze uitkomt dit met iedereen samen, vertelt de jonge vrouw haar enthousiast.
Dat had haar ook wel leuk geleken. Alle kinderen rond de tafel, met elkaar de klus klaren. Als je saaie karweitjes deelde, werden ze vanzelf een stuk minder vervelend. Even ziet ze het helder voor zich. Haar vier jongens met kersen om hun oren. Ze voelt een glimlach kriebelen. Harm zou het haar niet in dank afgenomen hebben.
´Kwam je zomaar even langs, Suus?’
De jonge vrouw laat abrupt de zwengel los en gaat weer zitten. Denkrimpels trekken sporen op haar voorhoofd. ‘Oh, ja, ik weet het weer. We gaan morgen naar een bruiloft en zijn pas laat thuis. Zou u Kat te eten willen geven?’
Ze knikt bevestigend, terwijl ze schijnbaar onvermoeibaar doorgaat met bonen afhalen.
Suus drinkt haar beker leeg en staat op. ‘Alvast bedankt!’ En weg is ze.
‘Dag buurvrouw!’
‘Oh, hallo, Suus, jij bent het!’ De oudere vrouw knikt haar vriendelijk toe en schuift een keukenstoel in haar richting. ‘Ga zitten, wil je koffie?’
Susan Brecht knikt ten antwoord en laat zich dan voorzichtig zakken op de houten stoel die er minder robuust uitziet dan dat hij blijkt te zijn. Kranten liggen uitgespreid op tafel en aan een kant ligt een enorme berg lange groene bonen. Een antiek-aandoende snijbonenmolen staat stevig geklemd op de korte kant van het tafelblad met een afwasteiltje eronder waar nog wat restjes groente in te zien zijn.
‘Goh, gezellig, bonen afhalen en dan door de molen. Dat zie je eigenlijk niet meer tegenwoordig, ik koop ze altijd gesneden en wel.’
Buurvrouw zet een beker koffie voor het bezoek neer en gaat weer zitten. Haar handen gaan automatisch verder met het werk waarbij Susan haar stoorde. Ze pakt een bundeltje bonen en haalt met het schilmesje het topje van elk exemplaar. Soms komt er een draad mee. Daarna wordt het kontje eraf gesneden en als elke boon in haar hand bewerkt is, legt ze het bundeltje in een plastic beslagkom.
‘Heeft u nog een mesje? Dan help ik even. Of mag ik draaien?’ Susans ogen glinsteren. Als kind had ze nooit meer mogen draaien, nadat ze een keer een weerspannige boon met haar kleine wijsvinger had aangeduwd.
‘Het hoeft niet, hoor, Suus. Ik ben het wel gewend.’ Maar Susan is al opgestaan en stopt met haar ene hand bonen in de molen terwijl ze met haar andere hand de zwengel bedient. Ze glundert van plezier!
‘Vroeger deden we dit met het hele gezin. Alle kinderen rond de tafel, ieder een krant voor zich en dan bonen afhalen, pinda’s doppen of kersen eten. Mijn moeder vond het heerlijk, haar kroost zo om haar heen. Jongen of meisje, dat maakte niet uit, iedereen hielp mee. Die pinda’s waren eigenlijk het leukste, want daar mocht je meteen al wat van eten. De rest ging in een trommel en die kwam dan zaterdagavond weer te voorschijn. Een glas ranja erbij en dan was het net een echt feestje.’ Het is een gelukkige herinnering. ‘Oh en dan die kersen! Ik lustte ze niet, maar we mochten ze als oorbellen omhangen. Wat zal ik helemaal geweest zijn? Zes, zeven? Wat voelde ik me een dame!’
‘Kwam je zomaar even langs, Suus?’
Susan laat de zwengel los en gaat weer zitten. Waar kwam ze ook alweer voor? Oh ja, of buurvrouw morgenavond de kat eten wil geven, want Huib en zij zijn dan naar een bruiloft toe en ze zullen pas laat thuis zijn.
Rietje
Haar linkerhand pakt een bundeltje bonen en haar rechterhand snijdt er met een scherp mesje de boven- en onderkant van af. Van sommige bonen trekt ze een sliert mee. De bundeltjes die klaar zijn gooit ze in een beslagkom. Als de kom vol is staat ze op om de snijbonenmolen te bedienen. Met de ene hand duwt ze de bonen er van bovenaf in, de andere hand bedient de zwengel. Het apparaat is nog van haar moeder geweest, een erfstuk, zogezegd.
Ze hoort een klop op de keukendeur. Het is Suus, de jonge overbuurvrouw. Die komt natuurlijk vragen of ze iets voor haar wil doen. Ze vindt het gezellig als er iemand langs komt voor een bakje en een praatje, net zoals ze graag nodig is.
Rietje schenkt een beker koffie in voor het bezoek en gaat dan verder bonen afhalen. Suus wil helpen. Ach, dat is toch niet nodig. Ze doet het altijd alleen, is het niet anders gewend.
Van jongs af aan moesten zij en haar zus hun moeder helpen. Haar broers hadden hun eigen karweitjes, maar nooit in de keuken. Oh, nee, dat was het domein van de vrouwen. En later, toen ze getrouwd was met Harm, waren de rollen ook meteen verdeeld. Hij bracht het geld binnen, een bescheiden loon, waarvan zij een deel kreeg voor het huishouden. Vier zoons hebben ze gekregen en vanaf het begin was het duidelijk dat Harm niet zou dulden dat zijn zoons meidenwerk zouden doen. Dus heeft ze alles in de keuken altijd alleen gedaan.
Sinds hij met de VUT is houdt Harm er een groentetuin op na, waar hij veel energie in steekt. In het seizoen komt hij dagelijks met emmers vol verse groente thuis. Ze verwerkt alles stilzwijgend. Het komt niet in haar op om te zeggen dat ze liever de voorgesneden groente uit de supermarkt heeft, hoewel ze dat tegenwoordig best kunnen betalen.
Suus is intussen opgestaan en bedient de molen. Vroeger deed het gezin waar ze uitkomt dit met iedereen samen, vertelt de jonge vrouw haar enthousiast.
Dat had haar ook wel leuk geleken. Alle kinderen rond de tafel, met elkaar de klus klaren. Als je saaie karweitjes deelde, werden ze vanzelf een stuk minder vervelend. Even ziet ze het helder voor zich. Haar vier jongens met kersen om hun oren. Ze voelt een glimlach kriebelen. Harm zou het haar niet in dank afgenomen hebben.
´Kwam je zomaar even langs, Suus?’
De jonge vrouw laat abrupt de zwengel los en gaat weer zitten. Denkrimpels trekken sporen op haar voorhoofd. ‘Oh, ja, ik weet het weer. We gaan morgen naar een bruiloft en zijn pas laat thuis. Zou u Kat te eten willen geven?’
Ze knikt bevestigend, terwijl ze schijnbaar onvermoeibaar doorgaat met bonen afhalen.
Suus drinkt haar beker leeg en staat op. ‘Alvast bedankt!’ En weg is ze.