Een geniaal plan © 2011 Christa Graafland
Reisplan staat er bovenaan het briefje, dat ik nog in mijn jaszak heb. Het is het schema voor een busreis naar Engeland. Ria vertelde er enthousiast over tot ze plotseling stilviel en naar haar hart greep. En ik keek toe en maakte ter plekke mijn eigen plan.
Meteen toen Ria bij me aan de deur was gekomen, was er een plannetje in mijn brein gerijpt, hoewel ik haar nooit eerder had gezien.
‘Sorry, ik ben verdwaald en nou heb ik ook nog een lekke band gekregen.’ Ze maakte een moedeloos gebaar naar haar volgepakte fiets die tegen het tuinhek aan stond.
‘Ik heb plakspullen bij me, maar zou ik misschien een bakje water mogen hebben om het lek op te sporen?’ Ik had de deur wijd open gezet voor deze onbekende vrouw die zo verschrikkelijk veel op mijzelf leek. Elegantere kleding en schoeisel, in het losse haar een zonnebril gestoken en een wat helderder blik in de ogen en ze kon zὸ voor mij doorgaan. De vrouw had niets in de gaten, vermoeid als ze leek te zijn van het rondsjouwen met een beladen rijwiel. Het was ook veel te warm voor dergelijke activiteiten.
‘Natuurlijk, kom binnen. Wil je iets drinken?’ De andere vrouw knikte gretig.
‘Graag, ik merk dat ik net wat te weinig heb gedronken. Zou ik straks ook mijn waterflesjes even mogen vullen?’ Ik dirigeerde de vrouw, die zich als Ria Lagendijk voorstelde, naar binnen, terwijl ik de omgeving van het huis afspiedde naar al dan niet onschuldige voorbijgangers. Met opzet had ik deze locatie uitgekozen, zodat ik ongewenste bezoekers snel in de gaten kon hebben.
‘Ga eerst maar eens lekker zitten, kun je even uitrusten.’ Ik voorzag de onverwachte gast van eten en drinken en verleidde haar ertoe uitgebreid over zichzelf te vertellen. Ria bleek geen familie of goede vrienden te hebben, net tussen twee banen in te zitten en in haar eentje op fietsvakantie te zijn. En over twee dagen zou ze nog een tuinreisje naar Engeland maken met een haar onbekend gezelschap. Perfect! En het mooiste van alles was nog wel, dat zij en ik uiterlijk zo ontzettend op elkaar leken. Ik zag meteen de oplossing van mijn probleem; de perfecte ontsnappingsroute, waarnaar ik gezocht had vanaf het moment dat ik die vreselijke grafsteen had ontdekt. Een zerk met mijn naam en geboortedatum erop. En met als sterfdatum juni 2011. Een macabere grap, zo had ik eerst gedacht, totdat ik op mijn werk veel medeleven begon te ontvangen van de collega’s.
‘Sterkte, Len, als ik iets voor je kan doen….’ Het had rond gezongen op kantoor. ‘Heb je het al gehoord? Lenny, je weet wel, van de boekhouding. Ja, die.’
‘Niet lang meer, hè! ‘
‘Nee, sneu, hoor, zo jong nog.’
Ik wist meteen wie er achter die afschuwelijke grafzerk stak. Vanaf het moment dat ik de zoon van een van de grootste criminelen van Nederland financieel kaalgeplukt had, was ik mijn leven niet meer zeker geweest. Stom van me, natuurlijk, maar Tim leek gewoon een ordinaire sukkel. Voordat hij het goed en wel in de gaten had, was hij zo ongeveer zijn hele vermogen kwijt en was ik een stuk rijker. En toen kreeg ik de familie achter me aan met al haar handlangers. Een jaar lang had ik me verborgen kunnen houden, maar nu hadden ze me dus toch gevonden. En was er een datum geprikt. Uiterlijk 30 juni 2011 zou ik zo dood als een pier moeten zijn. Hoe ze me getraceerd hadden? Ik had geen idee. Voor zover ik wist had ik geen fouten gemaakt en toch was het ergens mis gegaan. Het had weinig zin om daar nu over na te denken, net zo min als over welke roddel ze hadden rondgestrooid op mijn werk. Waarschijnlijk hadden ze me een of andere snelle dodelijke ziekte toebedacht. En mijn collega’s dachten dat ik zo stoer was om daar niets over te zeggen.
Het was ongetwijfeld onderdeel van het martelplan om me te laten weten dat ik binnenkort het loodje zou leggen. Het idee erachter was natuurlijk dat ik in paniek zou raken, er geestelijk volledig aan onderdoor zou gaan. Ik wist zeker dat niemand mijn huis in de gaten hield, daarvoor had ik een te geoefend oog voor de omgeving. Nee, ze zouden toeslaan daar waar ik me het meest veilig waande: in een mensenmassa.
Met de komst van de fietsvrouw die – fijn dat ze zo meewerkte! – in mijn woonkamer een hartaanval kreeg, kon ik à la minute een perfect plan uitwerken. Terwijl Ria buiten westen was, kleedde ik haar om in mijn eigen outfit. Ik spoot wat van mijn parfum in haar hals en verwisselde onze papieren. Toen zette ik haar op de bijrijderstoel van mijn auto en reed met haar naar de haakse bocht waar ik eerder al eens bijna de vaart in was gereden. In de verste verte was er niemand te bekennen. Ik verplaatste het bewusteloze lichaam naar de bestuurderskant en duwde de auto het water in. Vervolgens rende ik terug naar huis, waar ik snel de inhoud van Ria’s fietstassen doorzocht. Het meeste ervan gooide ik in de kliko, onder een volle vuilniszak. Van mezelf pakte ik alleen het hoogstnodige in en daarna reed ik op mijn eigen fiets naar het station. Een uur later stond ik in Ria’s woning haar post door te nemen. De reisbescheiden voor de tuinenreis lagen op tafel. Nog twee dagen, dan vertrok de bus. Ik moest me dus nog even gedeisd houden en dan kon ik weg. Want als Ria in mijn plaats in het water lag te verdrinken, zou ik in haar plaats de reis maken. En in Engeland zou ik wel weer verder zien.
Het is zover. Na de kennismaking met de groep, voornamelijk oudere echtparen en weduwen, is de bus van het centrale opstappunt in Rotterdam naar Hoek van Holland gereden voor de inscheping. De boot is op tijd vertrokken, we hebben gedineerd en in de ons toegewezen hut geslapen. Nu staan we met onze bagage te wachten op het moment dat we van boord gaan. Ik ben inmiddels zowaar in vakantiestemming geraakt en heb een paar nieuwe zomerjurkjes aangeschaft. In mijn koffer heb ik de krant van gisteren. Op pagina zes staat het berichtje over de auto die in de vaart is gevonden met daarin het lijk van een vrouw die geïdentificeerd is als Lenny Remmers.
‘Morgen is het alweer 1 juli. Wat vliegt de tijd toch!’ zegt iemand achter me. Ik kan het niet laten om stilletjes in mezelf te lachen: ben ik toch maar mooi ontsnapt aan mijn achtervolgers. Het was zo simpel: gewoon een persoonsverwisseling en voor de rest van mijn leven ben ik gevrijwaard van welke dreiging dan ook!
We mogen van boord af en meteen ontstaat er het gebruikelijke gedrang. Iemand loopt frontaal tegen me aan. Ik voel een pijnscheut in mijn borst en tast naar mijn hartstreek. Er loopt een warme straal bloed over mijn hand. Ik verlies mijn evenwicht en struikel tegen mijn voorganger aan. Een bekende gemene grijns doemt op in mijn gezichtsveld dat nu met de seconde minder scherp wordt.
Mijn laatste gedachte is dat het toch zo´n geniaal plan leek ….
Meteen toen Ria bij me aan de deur was gekomen, was er een plannetje in mijn brein gerijpt, hoewel ik haar nooit eerder had gezien.
‘Sorry, ik ben verdwaald en nou heb ik ook nog een lekke band gekregen.’ Ze maakte een moedeloos gebaar naar haar volgepakte fiets die tegen het tuinhek aan stond.
‘Ik heb plakspullen bij me, maar zou ik misschien een bakje water mogen hebben om het lek op te sporen?’ Ik had de deur wijd open gezet voor deze onbekende vrouw die zo verschrikkelijk veel op mijzelf leek. Elegantere kleding en schoeisel, in het losse haar een zonnebril gestoken en een wat helderder blik in de ogen en ze kon zὸ voor mij doorgaan. De vrouw had niets in de gaten, vermoeid als ze leek te zijn van het rondsjouwen met een beladen rijwiel. Het was ook veel te warm voor dergelijke activiteiten.
‘Natuurlijk, kom binnen. Wil je iets drinken?’ De andere vrouw knikte gretig.
‘Graag, ik merk dat ik net wat te weinig heb gedronken. Zou ik straks ook mijn waterflesjes even mogen vullen?’ Ik dirigeerde de vrouw, die zich als Ria Lagendijk voorstelde, naar binnen, terwijl ik de omgeving van het huis afspiedde naar al dan niet onschuldige voorbijgangers. Met opzet had ik deze locatie uitgekozen, zodat ik ongewenste bezoekers snel in de gaten kon hebben.
‘Ga eerst maar eens lekker zitten, kun je even uitrusten.’ Ik voorzag de onverwachte gast van eten en drinken en verleidde haar ertoe uitgebreid over zichzelf te vertellen. Ria bleek geen familie of goede vrienden te hebben, net tussen twee banen in te zitten en in haar eentje op fietsvakantie te zijn. En over twee dagen zou ze nog een tuinreisje naar Engeland maken met een haar onbekend gezelschap. Perfect! En het mooiste van alles was nog wel, dat zij en ik uiterlijk zo ontzettend op elkaar leken. Ik zag meteen de oplossing van mijn probleem; de perfecte ontsnappingsroute, waarnaar ik gezocht had vanaf het moment dat ik die vreselijke grafsteen had ontdekt. Een zerk met mijn naam en geboortedatum erop. En met als sterfdatum juni 2011. Een macabere grap, zo had ik eerst gedacht, totdat ik op mijn werk veel medeleven begon te ontvangen van de collega’s.
‘Sterkte, Len, als ik iets voor je kan doen….’ Het had rond gezongen op kantoor. ‘Heb je het al gehoord? Lenny, je weet wel, van de boekhouding. Ja, die.’
‘Niet lang meer, hè! ‘
‘Nee, sneu, hoor, zo jong nog.’
Ik wist meteen wie er achter die afschuwelijke grafzerk stak. Vanaf het moment dat ik de zoon van een van de grootste criminelen van Nederland financieel kaalgeplukt had, was ik mijn leven niet meer zeker geweest. Stom van me, natuurlijk, maar Tim leek gewoon een ordinaire sukkel. Voordat hij het goed en wel in de gaten had, was hij zo ongeveer zijn hele vermogen kwijt en was ik een stuk rijker. En toen kreeg ik de familie achter me aan met al haar handlangers. Een jaar lang had ik me verborgen kunnen houden, maar nu hadden ze me dus toch gevonden. En was er een datum geprikt. Uiterlijk 30 juni 2011 zou ik zo dood als een pier moeten zijn. Hoe ze me getraceerd hadden? Ik had geen idee. Voor zover ik wist had ik geen fouten gemaakt en toch was het ergens mis gegaan. Het had weinig zin om daar nu over na te denken, net zo min als over welke roddel ze hadden rondgestrooid op mijn werk. Waarschijnlijk hadden ze me een of andere snelle dodelijke ziekte toebedacht. En mijn collega’s dachten dat ik zo stoer was om daar niets over te zeggen.
Het was ongetwijfeld onderdeel van het martelplan om me te laten weten dat ik binnenkort het loodje zou leggen. Het idee erachter was natuurlijk dat ik in paniek zou raken, er geestelijk volledig aan onderdoor zou gaan. Ik wist zeker dat niemand mijn huis in de gaten hield, daarvoor had ik een te geoefend oog voor de omgeving. Nee, ze zouden toeslaan daar waar ik me het meest veilig waande: in een mensenmassa.
Met de komst van de fietsvrouw die – fijn dat ze zo meewerkte! – in mijn woonkamer een hartaanval kreeg, kon ik à la minute een perfect plan uitwerken. Terwijl Ria buiten westen was, kleedde ik haar om in mijn eigen outfit. Ik spoot wat van mijn parfum in haar hals en verwisselde onze papieren. Toen zette ik haar op de bijrijderstoel van mijn auto en reed met haar naar de haakse bocht waar ik eerder al eens bijna de vaart in was gereden. In de verste verte was er niemand te bekennen. Ik verplaatste het bewusteloze lichaam naar de bestuurderskant en duwde de auto het water in. Vervolgens rende ik terug naar huis, waar ik snel de inhoud van Ria’s fietstassen doorzocht. Het meeste ervan gooide ik in de kliko, onder een volle vuilniszak. Van mezelf pakte ik alleen het hoogstnodige in en daarna reed ik op mijn eigen fiets naar het station. Een uur later stond ik in Ria’s woning haar post door te nemen. De reisbescheiden voor de tuinenreis lagen op tafel. Nog twee dagen, dan vertrok de bus. Ik moest me dus nog even gedeisd houden en dan kon ik weg. Want als Ria in mijn plaats in het water lag te verdrinken, zou ik in haar plaats de reis maken. En in Engeland zou ik wel weer verder zien.
Het is zover. Na de kennismaking met de groep, voornamelijk oudere echtparen en weduwen, is de bus van het centrale opstappunt in Rotterdam naar Hoek van Holland gereden voor de inscheping. De boot is op tijd vertrokken, we hebben gedineerd en in de ons toegewezen hut geslapen. Nu staan we met onze bagage te wachten op het moment dat we van boord gaan. Ik ben inmiddels zowaar in vakantiestemming geraakt en heb een paar nieuwe zomerjurkjes aangeschaft. In mijn koffer heb ik de krant van gisteren. Op pagina zes staat het berichtje over de auto die in de vaart is gevonden met daarin het lijk van een vrouw die geïdentificeerd is als Lenny Remmers.
‘Morgen is het alweer 1 juli. Wat vliegt de tijd toch!’ zegt iemand achter me. Ik kan het niet laten om stilletjes in mezelf te lachen: ben ik toch maar mooi ontsnapt aan mijn achtervolgers. Het was zo simpel: gewoon een persoonsverwisseling en voor de rest van mijn leven ben ik gevrijwaard van welke dreiging dan ook!
We mogen van boord af en meteen ontstaat er het gebruikelijke gedrang. Iemand loopt frontaal tegen me aan. Ik voel een pijnscheut in mijn borst en tast naar mijn hartstreek. Er loopt een warme straal bloed over mijn hand. Ik verlies mijn evenwicht en struikel tegen mijn voorganger aan. Een bekende gemene grijns doemt op in mijn gezichtsveld dat nu met de seconde minder scherp wordt.
Mijn laatste gedachte is dat het toch zo´n geniaal plan leek ….